Let op! Daar waar regelingen (tijdelijk) zijn gewijzigd als gevolg van corona is dat in de tekst opgenomen. Deze advieswijzer is geschreven met de kennis t/m vrijdag 12 juni.

Subsidieregeling Praktijkleren

OndernemerDe subsidieregeling Praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijkleerplaatsen aan te bieden. U ontvangt een tegemoetkoming voor de kosten die u als werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Tevens kunt u een tegemoetkoming krijgen voor de loon- en begeleidingskosten voor een promovendus of een technologisch ontwerper in opleiding (toio).

De subsidieregeling richt zich vooral op:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Voor welke leerlingen kunt u subsidie aanvragen?

U komt niet voor elke leerling die bij u werkt voor subsidie in aanmerking. De regeling geldt voor de volgende doelgroepen:

  • Leerlingen die een leer-werktraject volgen in het vmbo, gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding. Het als leer-werktraject ingerichte 3e en 4e leerjaar van de opleiding komen in aanmerking voor de subsidie.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg) in het mbo volgen of beroepspraktijkvorming (BPV) voor de kwalificatie van de opleiding.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding volgen in de landbouw, horeca of recreatie of in aangewezen conjunctuurgevoelige sectoren. Deze subsidie eindigt na het studiejaar 2021-2022 en komt boven op de gewone bbl-subsidie voor het mbo.
  • Studenten die een duale of deeltijd hbo-opleiding Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving volgen. Het gaat hierbij om opleidingen die een praktijkdeel als verplicht onderdeel kennen. Voor andere hbo-opleidingen bestaat geen recht op de subsidie.
  • Promovendi en technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s) die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
  • Promovendi en toio’s die in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen. Voorwaarde is wel dat ze dit doen op basis van een tussen de rechtspersoon en de universiteit gesloten overeenkomst.
  • Leerlingen in het laatste schooljaar van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) die onderwijs volgen in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of in een leer-werktraject binnen het uitstroomprofiel ‘vervolgonderwijs’.
  • Leerlingen die in het laatste jaar van het Praktijkonderwijs (PRO) zitten.
  • Leerlingen die een vmbo-entreeopleiding volgen. Het moet gaan om een basisberoepsgerichte leerweg in het voortgezet onderwijs die is ingericht als entreeopleiding en wordt verzorgd als beroepsbegeleidende leerweg.

U komt alleen voor subsidie in aanmerking als het gaat om deelnemers aan een deeltijdse of duale hbo-opleiding. Bovendien moet het praktijkgedeelte een verplicht deel van de opleiding vormen. Voor mbo-bol-opleidingen geldt dat het buitenschoolse praktijkgedeelte minimaal 610 klokuren per jaar moet bedragen. Afstudeerstages, derde leerweg- en EVC-trajecten komen niet in aanmerking voor subsidie.

Tip! Sommige buitenlandse opleidingen komen ook in aanmerking voor subsidie als deze vergelijkbaar zijn met een Nederlandse opleiding voor mbo (bbl) of hbo (duaal/deeltijd in de sectoren Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving). U dient dan wel in het bezit te zijn van een verklaring dat de buitenlandse opleiding vergelijkbaar is. Deze verklaring kunt u aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Wat is een praktijkleerplaats?

De subsidie wordt, met uitzondering van promovendi en toio’s, toegekend per gerealiseerde praktijkleerplaats. Voor het vmbo, mbo-bbl, entreeopleiding vmbo, VSO en PRO wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 augustus tot en met 31 juli daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in aanmerking te komen, dient minimaal 40 weken onderricht in de praktijk in het studiejaar te hebben plaatsgevonden. Voor het hbo wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 september tot en met 31 augustus daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in aanmerking te komen, dient minimaal 42 weken onderricht in de praktijk te hebben plaatsgevonden in het studiejaar. Elke week waarin onderricht is gegeven, telt mee. Het maakt hierbij niet uit op hoeveel dagen in die week begeleiding is gegeven. Een week waarin geen begeleiding is gegeven, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, telt niet mee als gerealiseerde praktijkleerplaats. Het subsidiebedrag wordt dan naar rato verlaagd. De hoogte van de subsidie voor een promendus of toio is afhankelijk van het aantal maanden (maximaal 12) maal de arbeidsduur per week (maximaal 36) waarin de werkgever de loonkosten betaalt.

Actualiteit corona

Werkgevers kunnen als gevolg van corona in de periode na 16 maart 2020 te maken hebben gehad met gedwongen sluiting. Ook voor deze weken hebben werkgevers – in afwijking van de hoofdregel – uit coulance recht op subsidie praktijkleren, ook als geen daadwerkelijk onderricht plaatsvond. De periode waarover het RVO coulant omgaat met de regeling is afhankelijk van het moment waarop de betreffende sector weer aan het werk mocht. De coulanceperiode kan daardoor verschillen per branche.

Voorwaarden voor subsidie

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u een erkend leerbedrijf zijn voor vmbo’ers/ mbo’ers, bepaalde leerlingen uit het VSO/PRO en leerlingen uit de entreeopleiding vmbo. Als het gaat om hbo’ers, promovendi en toio’s, moet u door een onderwijsinstelling zijn aangemerkt als een onderneming die een goede begeleiding geeft. Daarnaast moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Er is een geldige, gedateerde en ondertekende overeenkomst: Dit is bij vmbo, promovendus of toio een leer-werkovereenkomst, bij VSO en PRO een stageovereenkomst, bij mbo-bbl en hbo een praktijkleerovereenkomst
  • De beroepsopleiding van de leerling valt binnen de doelgroepen waarvoor de subsidie geldt.
  • De beroepsopleiding richt zich op een volledig diploma.
  • De beroepsopleiding is opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo) voor mbo of het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) voor hbo.
  • De beroepsopleiding voldoet aan de kwaliteitsnormen die de onderwijswetgeving voorschrijft.

U hoeft geen volledig jaar begeleiding te geven om voor subsidie in aanmerking te komen. Voor het vmbo en mbo, de entreeopleiding vmbo en PRO/VSO gelden nog de volgende aanvullende voorwaarden:

Niveau  Voorwaarden 
vmbo 3e en 4e leerjaar
  • buitenschools praktijkgedeelte met minimaal 640 klokuren en maximaal 1280 klokuren per studiejaar
  • in elke schoolweek binnenschools onderricht
mbo-bbl
  • minimaal 200 begeleide onderwijsuren per studiejaar door de onderwijsinstellingen
  • minimaal 610 klokuren beroepspraktijkvorming in het leerbedrijf
entreeopleiding vmbo
  • minimaal 200 begeleide onderwijsuren
  • minimaal 610 klokuren beroepspraktijkvorming
PRO/VSO
  • minimaal 640 klokuren beroepspraktijkvorming
  • minimaal één dag per week binnenschools onderwijs
  • maximaal vier stagedagen per week
  • duur van de stage is maximaal 50% van de uren dat onderwijs wordt verzorgd

Administratieve verplichtingen

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u de volgende gegevens in uw administratie vastleggen:

  • Een getekende en gedateerde overeenkomst.
  • Een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming. U kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van uw digitale tijdschrijfsysteem, een presentielijst of een geldig arbeidscontract in combinatie met een verzuimregistratie.
  • Een administratie waaruit de begeleiding van de deelnemer blijkt. Door middel van een projecturenregistratie of een digitaal tijdschrijfsysteem kunt u de daadwerkelijke uren laten zien.
  • Een administratie waaruit blijkt hoe en welke kwalificaties van de beroepsvorming zijn behaald. Hierbij moet u denken aan een werkboek van de leerling en gespreks-, beoordelings- en evaluatieverslagen.
  • Een kopie van het diploma.

Hoogte van de subsidie

Omdat de subsidie afhankelijk is van het aantal subsidieaanvragen en het beschikbare budget, is de hoogte van de subsidie voor het studiejaar 2020/2021 nog niet zeker. De verdeling van de beschikbare subsidie vindt jaarlijks plaats na afloop van het studiejaar over alle werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend én voldoen aan de eisen voor de subsidie. Het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 2.700 per praktijkleerplaats.

Aanvraag van de subsidie

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling uit. De subsidie geldt per studiejaar. U vraagt de subsidie aan na afloop van het studiejaar door middel van een digitaal aanvraagformulier. Voor het studiejaar 2020/2021 kunt u de subsidie vanaf 2 juni 2021 tot en met uiterlijk 16 september 2021 (vóór 17.00 uur) aanvragen. Aanvragen die later door RVO.nl worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Tip! Om het digitale aanvraagformulier in te vullen, heeft u eHerkenning (minimaal niveau 3) nodig. Voorkom dat u te laat beschikt over eHerkenning en vraag deze tijdig aan.

Let op! RVO.nl kan nog tot vijf jaar na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt controles uitvoeren. U heeft dan ook de plicht om alle relevante documenten te bewaren tot vijf jaar na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt.

SLIM-subsidie

Sinds maart 2020 is er een subsidie voor werkgevers voor het verder laten ontwikkelen van werknemers in het mkb en grootbedrijven in landbouw, horeca of recreatie. Een bedrijf wordt voor deze regeling als mkb-bedrijf aangemerkt als er minder dan 250 personen werkzaam zijn en bovendien de jaaromzet niet meer dan € 50 mln. bedraagt en/of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan € 43 mln. bedraagt.

De subsidie kent afzonderlijke voorwaarden voor individuele mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven. De subsidie kan aangevraagd worden voor toekomstige activiteiten, zoals het opstellen van een ontwikkelplan waaruit de scholingsbehoefte van de onderneming blijkt, loopbaan- of ontwikkeladviezen en voor het aanbieden van praktijkleerplaatsen.

De hoogte van de maximale subsidie varieert per doelgroep en bedraagt voor de individuele middelgrote mkb-ondernemers 60% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 25.000, behoudens landbouwbedrijven; daarvoor geldt een maximum van € 20.000.

De eerste termijn van 2021 voor de aanvraag van de subsidie voor individuele mkb-ondernemingen is inmiddels gesloten. Een tweede termijn staat gepland voor 1 september 2021 09:00 tot 30 september 2021 17.00 uur. Voor samenwerkingsverbanden in het mkb en het grootbedrijf in de landbouw-, horeca- of recreatiesector is de termijn van aanvraag op 30 juni jongstleden (17.00 uur) verlopen. Voor meer informatie over de voorwaarden voor de subsidie en de aanvraag, ga naar www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

Financiële bijdrage van O&O-fondsen

Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen kunnen financieel bijdragen aan de scholing van werknemers in hun branche. Deze fondsen worden meestal in het leven geroepen door de werkgevers- en werknemersorganisaties in een bepaalde branche en worden gevuld met bijdragen van aangesloten bedrijven. Afspraken hierover worden gemaakt in bijvoorbeeld cao’s. Alle O&O-fondsen hebben loopbaanadviseurs in dienst die kunnen helpen bij scholings- en opleidingstrajecten voor uw werknemers. Sommige O&O-fondsen bieden ook zelf cursussen aan of ontwikkelen scholingsprojecten voor de branche. Wilt u een financiële bijdrage van het O&O-fonds ontvangen, neem dan contact op met uw brancheorganisatie, want de exacte mogelijkheden en voorwaarden verschillen per sector.

Tip! Bekijk hier een overzicht van alle erkende O&O-fondsen.

Tijdelijke subsidieregeling Nederland leert door

Via NL leert door kan iedereen in Nederland tijdelijk kosteloos zijn of haar vaardigheden of kennis uitbreiden/updaten met een groot aantal opleidingen. Ook is het mogelijk gebruik te maken van een gratis loopbaanadviseur die kan ondersteunen bij het kiezen van de juiste (bij)scholing of die tips kan geven voor het vinden van een nieuwe baan. Via het leerwerkloket kun je een adviseur in de eigen regio zoeken die je hierbij kan steunen. De adviseur wordt betaald uit een tijdelijke subsidieregeling voor ontwikkeladvies. De loopbaanadviseur zelf, zijn werkgever of gemachtigde kan deze nog tot 30 september 2021 aanvragen of totdat de subsidiepot leeg is. Voorwaarde daarvoor is wel dat de loopbaanadviseur uiterlijk op 30 juli 2021 geregistreerd is.

Tip! Bekijk hier een overzicht van de opleidingsmogelijkheden.

Stap subsidie in plaats van scholingsaftrek

Tot en met 2021 kunnen werknemers die zelf een opleiding betalen onder voorwaarden scholingskosten aftrekken. Omdat de voorwaarden behoorlijk streng zijn, kan lang niet iedereen hiervan gebruikmaken voor zijn opleiding. Volgens de plannen wordt dat in 2022 anders; de scholingsaftrek in de Inkomstenbelasting vervalt dan. In plaats daarvan kunnen werkenden en niet-werkenden maximaal € 1.000 budget aanvragen voor een opleiding. Voor deze regeling zal € 218 miljoen euro beschikbaar zijn. Vermoedelijk zal de eerste aanvraagmogelijkheid per 1 maart 2022 zijn. Bent u werkgever? Houd er dan rekening mee dat de werknemer deze subsidie kan aanvragen. Desgewenst kunt u deze aanvullen met een vergoeding. Voor zover het gaat om een opleiding of cursus voor het huidige beroep of voor een beroep in de toekomst, kunt u deze aanvulling belastingvrij vergoeden of verstrekken onder de gerichte vrijstelling van de WKR.

Europese uitspraak

ZonnepanelenHet Europese Hof bepaalde in 2013 dat een particulier met zonnepanelen op zijn woning kan worden aangemerkt als btw-ondernemer. Een Oostenrijkse particulier, de heer Fuchs, installeerde zonnepanelen op het dak van zijn woning. De elektriciteit die hij produceerde met deze zonnepanelen, leverde hij terug aan het openbare elektriciteitsnet. Het Europese Hof besliste dat de heer Fuchs voor het leveren van elektriciteit aan het openbare elektriciteitsnet btw-ondernemer is. Hij moet dus btw afdragen over de opbrengst van de elektriciteit die hij terug levert. Hij mag echter ook de btw die hij betaalt over de aankoop en over het onderhoud van de zonnepanelen in aftrek brengen.

Btw terugvragen

Deze uitspraak van het Europese Hof werkt ook door in Nederland en heeft tot gevolg dat u de btw op de aankoop en op het onderhoud van zonnepanelen op uw woning kunt terugvragen, ook als u deze als particulier aanschaft! U moet wel bij de Belastingdienst aangemerkt staan als btw-ondernemer. Hiervoor moet u zich aanmelden bij deze dienst. Als de zonnepanelen tot een (huwelijks)goederengemeenschap behoren, kan alleen de persoon die op de energienota staat vermeld zich aanmelden als ondernemer.

Let op! Als u zich niet aanmeldt als btw-ondernemer, kunt u ook geen btw terugvragen. Daarnaast mag u dan ook geen btw in rekening brengen.

Aanmelden als ondernemer voor de btw

U kunt zich eenvoudig als ondernemer aanmelden met het formulier ‘Opgaaf zonnepaneelhouders’. U kunt dit formulier downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Als de Belastingdienst geen vragen heeft, ontvangt u een btw-aangifte over het tijdvak waarin u de zonnepanelen heeft gekocht. Door aangifte te doen, vraagt u de btw over de zonnepanelen terug. De termijn is vanaf dit jaar zes maanden na het jaar van aanschaf. Koopt u in 2021 dus zonnepanelen, dan moet u de btw vóór 1 juli 2022 terugvragen.

Let op! Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht een ambtshalve teruggaveverzoek voor de btw indienen. Wordt dit afgewezen, dan kunt u niet in beroep bij de rechter.

Vergoeding voor levering

De Belastingdienst merkt u als btw-ondernemer aan als u regelmatig en tegen vergoeding stroom levert aan uw energieleverancier. Het gaat hierbij om kleinverbruikaansluitingen (3 x 80A). Van vergoeding is alleen sprake als u van uw energieleverancier voor de door u geleverde stroom een bedrag ontvangt. Nederland kent de zogenaamde salderingsregeling. Hierbij wordt de door u geleverde stroom verrekend met de door u afgenomen stroom. Ook in het geval van saldering is echter sprake van een vergoeding voor de door u geleverde stroom.

Tip! Indien u meer stroom verbruikt dan u levert, bent u in principe ook gewoon btw-ondernemer. In de praktijk zullen er immers altijd momenten zijn dat u meer stroom opwekt dan u op dat moment verbruikt

Het maakt overigens niet uit of u een zogenaamde slimme meter heeft of een analoge (terugdraai)meter. Voor beide meters geldt een vergoeding.

Let op! De salderingsregeling zal vanaf 2023 geleidelijk worden afgebouwd, wat betekent dat particulieren een deel van de energiebelasting niet meer terugkrijgen van de overheid. Vanaf 2031 krijgt men de energiebelasting helemaal niet meer terug.

Het gehele btw-bedrag?

Over het algemeen zult u niet het volledige btw-bedrag terugkrijgen. U moet namelijk btw betalen over de vergoeding voor de stroom die u terug levert en in de meeste gevallen voor de stroom die u zelf verbruikt. Daarnaast is de hoogte van uw teruggaaf afhankelijk van het soort zonnepanelen: geïntegreerd of niet-geïntegreerd.

Geïntegreerde zonnepanelen

Dit zijn zonnepanelen die ook de functie van dakbedekking vervullen. Bij deze zonnepanelen mag slechts een deel van het btw-bedrag afgetrokken worden. Het deel dat betrekking heeft op de functie van dakbedekking of op de stroom die u zelf verbruikt, kunt u niet in aftrek brengen.

Niet-geïntegreerde zonnepanelen

Dit zijn zonnepanelen die op bestaande dakbedekking worden aangebracht en niet als dakbedekking dienen. Bij deze zonnepanelen kunt u in principe het gehele btw-bedrag van de factuur voor de aanschaf en installatie van de zonnepanelen in aftrek brengen.

Btw-correcties

Op uw btw-aftrek moet u dus nog een correctie aanbrengen voor de teruglevering van stroom en het privégebruik. Deze btw berekent u over de marktprijs (de prijs inclusief energiebelasting, maar exclusief btw die u voor stroom aan uw energieleverancier moet betalen).

Forfait

Omdat in de praktijk vaak moeilijk is vast te stellen hoeveel stroom u terug levert en hoeveel stroom u zelf direct verbruikt, kan de btw-correctie ook berekend worden aan de hand van een forfait. Het forfait is afhankelijk van het opwekvermogen van uw zonnepanelen:

Opwekvermogen in Wattpiek per jaar  Forfait niet-geïntegreerde zonnepanelen  Forfait geïntegreerde zonnepanelen 
0 – 1000 € 20 € 5
1001 – 2000 € 40 € 10
 2001 – 3000 € 60 € 20
3001 – 4000 € 80 € 30
4001 – 5000 € 100 € 40
5001 – 6000 € 120 € 50
6001 – 7000 € 140 € 60
7001 – 8000 € 160 € 70
8001 – 9000 € 180 € 80
9001 – 10.000 € 200 € 90

Wilt u het forfait toepassen en is sprake van geïntegreerde zonnepanelen? Dan mag u slechts 1/3 van het btw-bedrag van uw zonnepanelen in aftrek brengen.

Let op! Als u gebruikmaakt van de forfaits, mag u geen btw in rekening brengen aan uw energieleverancier.

U bent geen btw verschuldigd over de subsidie die u heeft ontvangen voor de aanschaf van de zonnepanelen.

Geen forfaits?

Wilt u geen gebruikmaken van de forfaits, dan dient u zelf vast te stellen hoeveel stroom u terug levert en (bij niet-geïntegreerde zonnepanelen) hoeveel stroom u direct zelf verbruikt. Uw energieleverancier moet dan btw aan u in rekening brengen over alle stroom die aan u geleverd is, zonder rekening te houden met uw terug levering. Daarnaast moet u over uw terug levering btw in rekening brengen aan uw energieleverancier.

Kleineondernemersregeling per 2020

Als uw omzet exclusief btw minder dan € 20.000 per jaar bedraagt, kunt u als ondernemer gebruikmaken van de kleineondernemersregeling. Dit geldt ook voor particulieren met zonnepanelen die zich als ondernemer hebben aangemeld. U hoeft dan geen btw in rekening te brengen, kunt geen btw meer aftrekken en u hoeft geen btw-aangifte te doen. U moet wel uw omzet bijhouden.

Tip! Het is waarschijnlijk het voordeligst als u in het jaar van aanschaf nog niet voor de nieuwe regeling opteert, aangezien u dan de btw op de aanschaf van de zonnepanelen ook niet kunt terugkrijgen. Na drie jaar kunt u dan alsnog voor de nieuwe regeling kiezen.

Versoepeling KOR bij geringe omzet

Wanneer u een jaaromzet van maximaal € 1.800 heeft, dan kunt u de kleineondernemersregeling (KOR) voor de btw toepassen zonder dat u dit meldt aan de Belastingdienst. Ook vervalt de verplichte toepassingsduur van drie jaar en de verplichting van opzegging, wanneer u er geen gebruik meer van wil maken. De versoepeling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020. Dus mocht uw jaaromzet lager zijn dan € 1.800 en u heeft zich nog niet gemeld bij de Belastingdienst, dan hoeft u dit niet alsnog te doen.

Een belangrijke groep die van de regeling kan profiteren is die van particulieren met zonnepanelen, met name als zij slechts enkele panelen bezitten en de administratieve rompslomp niet op vinden wegen tegen het financiële voordeel. Daarnaast profiteren ook mensen die een bestaande woning kopen waarop al zonnepanelen zijn bevestigd. Zij kwamen niet in aanmerking voor een btw-teruggave, maar moesten bij aanmelding bij de KOR wel btw afdragen.

Teruggave btw op deel van woning?

Door de energieopwekking van de zonnepanelen op uw woning wordt een deel van het pand (het dak) zakelijk gebruikt. De rechter heeft beslist dat daarom ook de btw die drukt op dit deel van het pand kan worden afgetrokken. Deze uitspraak had betrekking op een ondernemer die zijn woning voor 50% zakelijk gebruikte. Door de installatie van de zonnepanelen werd een groter deel van de woning zakelijk gebruikt en kon dus ook voor een groter deel van de woning de btw worden teruggevraagd. De Hoge Raad heeft met deze uitspraak ingestemd. 

In een andere uitspraak heeft de rechtbank Noord-Holland onlangs beslist dat dit niet geldt voor een particulier, die de woning slechts zakelijk gebruikte voor het opwekken van energie via de zonnepanelen. De rechter kwam tot dit oordeel omdat de woning volgens de rechtbank naar haar aard bestemd is voor privédoeleinden. Dat bij de aanschaf van de woning rekening is gehouden met de mogelijkheid om zonnepanelen te plaatsen, is niet voldoende om te concluderen dat de woning in de hoedanigheid van ondernemer is gekocht. Ook speelt mee dat de zonnepanelen vooral bestemd zijn om het eigen energiegebruik te verminderen. Het is nog niet duidelijk of deze uitspraak ook in hoger beroep in stand blijft. U kunt daarom in soortgelijke situaties het beste uw rechten veiligstellen door de aftrek ook te claimen. Wijst de fiscus dit af,  dan kunt u in bezwaar en beroep.

WOZ-waarde

De rechter heeft eerder beslist dat door het plaatsen van zonnepanelen de WOZ-waarde van uw pand toeneemt. Dit betekent onder meer dat u als eigenaar een hogere aanslag OZB krijgt en een hoger eigenwoningforfait moet opgeven bij de aangifte als u over een eigen woning beschikt. Het maakt niet uit of u geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen heeft geplaatst. Ook het feit dat u de zonnepanelen weer kunt demonteren bij verhuizing, is niet van belang.

Tot slot

Als particulier kunt u de btw op de aanschaf en onderhoud van zonnepanelen op uw woning terugvragen. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de voorwaarden. Wilt u meer weten? Neem dan contact met ons op.

BouwIs (een deel van) het door u aangenomen werk uitbesteed aan een onderaannemer, dan is het mogelijk dat deze onderaannemer dit op zijn beurt weer (deels) uitbesteedt aan een andere onderaannemer. Ook deze onderaannemer kan het werk weer verder uitbesteden. Op deze manier ontstaat een keten van aannemers en onderaannemers.

Ketenaansprakelijkheid

Ketenaansprakelijkheid houdt in dat als één onderaannemer zijn loonheffingen (verzamelterm voor loonbelasting en premies volks- en werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) over het aangenomen werk niet betaalt, alle aannemers in de keten vóór hem hoofdelijk, dus in persoon, aansprakelijk zijn voor deze loonheffingen. U kunt dus aansprakelijk worden gesteld voor de niet-betaalde loonheffingen van elk van de onderaannemers. De keten van aansprakelijkheid eindigt namelijk pas bij de hoofdaannemer.

Let op! Een opdrachtgever kan niet aansprakelijk gesteld worden, tenzij het gaat om een van de volgende situaties:
1. De opdrachtgever wordt aangemerkt als aannemer omdat hij in het kader van zijn gewone onderneming zonder opdracht van een ander een stoffelijk werk koopt (hij is dan een eigenbouwer).
2. Opdrachtgevers in de confectiesector en kopers van nog te vervaardigen kleding.

Inlenersaansprakelijkheid

Inlenersaansprakelijkheid is aan de orde wanneer een werkgever werknemers inleent van een andere werkgever (veelal via een uitzend- of payrollbureau) om deze onder zijn leiding of toezicht te laten werken. Betaalt de eigenlijke werkgever de door hem verschuldigde loonheffingen en eventuele btw geheel of ten dele niet, dan kan de inlener via inlenersaansprakelijkheid aansprakelijk worden gesteld voor het niet-betaalde bedrag. Ook kan de Belastingdienst via inlenersaansprakelijkheid (bij doorlenen) of via ketenaansprakelijkheid de andere bedrijven in de keten aanspreken.

Het onderscheid tussen aanneming van werk en inlening kan in de praktijk lastig zijn. Het belangrijkste onderscheidende element is de vraag of sprake is van een inspanningsverplichting (inlening) of van een resultaatsverbintenis (aanneming van werk). Het is aan de Belastingdienst om per opdrachtgever vast te stellen of sprake is van aanneming van werk of van inlening.

Aannemer en ketenaansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid is alleen van toepassing als u wordt aangemerkt als aannemer. Hiervan is sneller sprake dan u wellicht denkt. De ketenaansprakelijkheid komt dan ook niet alleen voor in de bouw, maar ook in andere branches. Een aannemer is namelijk iedere natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan in dienstbetrekking, een werk van stoffelijke aard uitvoert tegen een te betalen prijs.

Zoals aangegeven, valt een eigenbouwer ook onder de ketenaansprakelijkheid. Een eigenbouwer is degene die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen buiten dienstbetrekking in de normale bedrijfsuitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert. Hieruit volgt dat – om als eigenbouwer te worden aangemerkt – de volgende vijf voorwaarden gelden:

  1. Er moet sprake zijn van een werk van stoffelijke aard.
  2. Er is daartoe een opdracht van een opdrachtgever ontvangen.
  3. De werkzaamheden vinden niet in dienstbetrekking plaats.
  4. Er dient sprake te zijn van een bedrijf.
  5. De werkzaamheden vinden plaats binnen de normale bedrijfsuitoefening.

Werk van stoffelijke aard

Voorbeelden van een werk van stoffelijke aard zijn bijvoorbeeld het tot stand brengen van bouwwerken, de aanleg van wegen, het onderhoud van gebouwen en herstelwerkzaamheden van allerlei aard. Maar ook het verrichten van typewerk, het verpakken van zaken, het bewerken van groente en schoonmaakwerkzaamheden worden aangemerkt als werk van stoffelijke aard.

Tip! Werken of producten die met name door geestelijke of intellectuele arbeid ontstaan, worden niet aangemerkt als werk van stoffelijke aard. Denk daarbij aan werkzaamheden van architecten, musici, auteurs en adviseurs. Voor deze werken geldt de ketenaansprakelijkheid niet.

Werk buiten dienstbetrekking

Ook als de uitvoering van het werk plaatsvindt door een werknemer van degene die de opdracht heeft gegeven, geldt de ketenaansprakelijkheid niet. De ketenaansprakelijkheid geldt daarnaast alleen als het werk wordt uitgevoerd tegen een te betalen prijs. Hiervan is al snel sprake. Werken tegen een te betalen prijs zijn namelijk niet alleen de aangenomen werken tegen een vooraf bepaalde prijs, maar ook de regieovereenkomsten waarbij achteraf de prijs wordt bepaald aan de hand van gebruikte materialen en gewerkte uren.

Geen ketenaansprakelijkheid

In de volgende gevallen geldt de ketenaansprakelijkheid niet:

  • Als blijkt dat het niet betalen van de loonheffing zowel niet aan u als aan uw onderaannemer (of diens onderaannemer(s)) te wijten is. Denk hierbij aan niet betalen door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.
  • Als het werk geheel of voor meer dan 50% wordt verricht op de plaats waar de onderneming van uw onderaannemer gevestigd is. Deze uitzondering geldt niet als het gaat om werk in de confectiesector.
  • Als het uitgevoerde werk een klein onderdeel vormt van een gesloten koop-/verkoopovereenkomst van een bestaande zaak; denk bijvoorbeeld aan montage van een machine. Dit zal vaak blijken uit het geringe aandeel van het uitgevoerde werk in de totale koopprijs.

Hoogte aansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid geldt voor de loonheffingen. Daarnaast kunt u aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde kosten en rente. De Belastingdienst moet dan wel aantonen dat deze kosten en rente mede aan u te wijten zijn. U kunt ook aansprakelijk gesteld worden voor het toegepaste anoniementarief (52% inhouding en geen heffingskortingen en premiemaxima). Dit tarief geldt wanneer werknemers niet voldoende geïdentificeerd zijn, omdat bijvoorbeeld een kopie van het paspoort ontbreekt. U bent echter niet aansprakelijk voor de boete die in de naheffingsaanslag van uw onderaannemer is opgenomen.

Tip!  In tegenstelling tot de inlenersaansprakelijkheid kent de ketenaansprakelijkheid geen aansprakelijkheid voor niet-betaalde omzetbelasting.

Beperk uw aansprakelijkheid

Als (onder)aannemer kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het opnemen van een kettingbeding, het registreren van de juiste gegevens en het storten van bedragen die overeenkomen met de loonheffingen die de onderaannemer in verband met het werk moet afdragen op een geblokkeerde rekening (G-rekening).

Aanvragen verklaring betalingsgedrag

Uw onderaannemer kan de Belastingdienst vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen heeft betaald. Deze verklaring geeft u als aannemer een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen enkele vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid.

Opnemen kettingbeding

Neem, waar mogelijk, altijd een kettingbeding op in het contract met uw onderaannemer, zodat uw onderaannemer het werk niet verder kan uitbesteden en/of ingeleende werknemers kan inschakelen zonder uw toestemming. De opdrachtgever/onderaannemer doet er goed aan in de overeenkomst een kettingbeding op te nemen met het recht om regelmatig na te gaan of de verloning wel op een juiste wijze gebeurt en of de administratie op orde is. Deze controles (al dan niet uitgevoerd door een externe partij) moeten vervolgens ook daadwerkelijk plaatsvinden. Op die manier houdt een opdrachtgever/onderaannemer de vinger aan de pols en kan hij invloed uitoefenen op de betaling.

Ook kan in de overeenkomst met kettingbeding een boetebepaling worden opgenomen wanneer de gemaakte afspraken niet worden nageleefd. De (onder)aannemer is dan een boete verschuldigd aan zijn opdrachtgever.

Let op! Een kettingbeding geeft u controle over het aantal onderaannemers in de keten en de risico’s die u daarbij loopt, maar geeft u geen vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid wanneer het werk toch wordt uitbesteed.

Registratie van gegevens

Het komt voor dat de Belastingdienst de loonheffingen, waarvoor u als aannemer aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd naar het reguliere tarief indien u de identiteit van de werknemer van uw onderaannemer en het loon per werknemer en per werk kunt aantonen, en u kunt aantonen dat de werknemers over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikken. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert:

  • NAW-gegevens, geboortedatum, Burgerservicenummer (BSN)
  • Nationaliteit
  • Soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • Aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie, NAW-gegevens onderaannemer
  • Een specificatie van de gewerkte uren
  • Naam, adres en woonplaats van de onderaannemer

Let op! In verband met privacyregels mag u geen kopie ID-bewijs van de werknemers van uw opdrachtnemers in uw bezit hebben, tenzij het gaat om een werknemer van buiten de EU. Voor deze werknemers moet u juist wel weer een kopie ID-bewijs hebben en bewaren om te kunnen bewijzen dat zij in Nederland mogen werken.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de onderaannemer. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw onderaannemer dat bestemd is voor loonheffingen te storten op de G-rekening. Bij inlening kan ook de verschuldigde btw naar de G-rekening worden overgemaakt. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten. Daarnaast moeten uit uw administratie de gegevens van de factuur, de geleverde prestatie en een manurenadministratie blijken. 

Als u aan de voorwaarden voldoet, wordt u als aannemer voor het gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen hoger zijn dan uw storting.

Let op! Als gevolg van de coronacrisis hebben bedrijven behoefte aan liquide middelen. Om ondernemingen die geraakt zijn door de coronacrisis, zoals de bouw en de uitzendbranche, tegemoet te komen, kan de G-rekening tijdelijk gedeblokkeerd worden. Voorwaarde hierbij is wel dat deze ondernemers eerst uitstel van betaling hebben aangevraagd, waarna ze een verzoek kunnen doen tot deblokkering. Ze krijgen zo dezelfde voordelen als ondernemers zonder G-rekening.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen, voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het minimumloon.

Zowel de formele werkgever bij wie een werknemer in dienst is als de materiële werkgever, dus de derde bij wie hij de werkzaamheden feitelijk verricht, is hoofdelijk aansprakelijk voor het aan de werknemer verschuldigde (cao-)loon. De werknemer moet bij die derde werken ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of van aanneming van werk.

Let op! Ook dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de werknemer de opvolgende aannemer/opdrachtgever aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is. Een werknemer kan in een betaalperiode voor meerdere opdrachtgevers werken. Denk aan een schoonmaker die iedere maand bij meerdere opdrachtgevers kantoren schoonmaakt. In dat geval kan hij bij onderbetaling iedere opdrachtgever afzonderlijk aansprakelijk stellen naar rato het aantal uren dat hij voor die opdrachtgever heeft gewerkt.

De rechter oordeelt of u als aannemer aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige cao-loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidsstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en wanneer het gaat om inlening, bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl), beoordeling van de keurmerken (bijvoorbeeld Vca-certificering), lidmaatschap van brancheorganisaties (zoals de ABU en de NBBU) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst).

Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten (kettingbeding). Bij signalen over mogelijke onderbetaling dient u direct actie richting de betreffende lagere schakel(s) in de keten te ondernemen. Als u kunt aantonen dat u zowel voor- als achteraf voldoende inzet heeft getoond om onderbetaling te voorkomen, zal niet snel verwijtbaarheid worden aangenomen.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u signalen krijgt dat de onderaannemer zijn werknemer niet meer (volledig) betaalt.

Verplichte inschrijving Kamer van Koophandel

Uitleners moeten zich in het Handelsregister van de KvK registreren. Uitleners zijn bijvoorbeeld uitzendbureaus, payrollbedrijven, banenpools en aannemers. Deze verplichting geldt ook voor bedrijven die eenmalig en voor korte tijd een werknemer bij een andere werkgever laten werken. De registratieverplichting geldt voor zowel Nederlandse als buitenlandse uitleners. Niet-geregistreerde uitleners zullen worden beboet.

Er zijn drie uitzonderingen. Zo geldt de registratieplicht niet voor:

  1. het ter beschikking stellen van arbeidskrachten ten behoeve van een geleverde zaak of een tot stand gebracht werk (denk aan de aanneming van werk);
  2. collegiale uitlening: het bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten, onder voorwaarde dat de uitleen van korte duur is en de uitlener niet meer aan de inlener in rekening brengt dan zijn eigen kosten, dus zonder winstopslag;
  3. intraconcernuitlening: het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor het verrichten van arbeid in een andere onderneming van dezelfde ondernemer. Ook de situatie waarin de directeur-grootaandeelhouder in loondienst is bij de holding en door de holding ter beschikking wordt gesteld aan een of meer werkmaatschappijen valt onder deze uitzondering.

De ketenaansprakelijkheid op grond van de WAS geldt, net als de ketenaansprakelijkheid voor de loonheffingen, alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet met ketenaansprakelijkheid te maken krijgen. 

Uitzondering op werkvergunning: notificatieplicht

Dienstverleners die zijn gevestigd in een EU-/EER-land of Zwitserland, hoeven geen werkvergunning aan te vragen voor vreemdelingen die zij in Nederland een dienst laten uitvoeren. Wel geldt voor hen de notificatieplicht op grond van de Wet arbeid vreemdelingen. Deze houdt in dat de buitenlandse dienstverleners vooraf betrouwbare informatie over het bedrijf, de dienstverlening en de identiteit van hun werknemers moeten verschaffen. In de melding moet het volgende worden aangegeven:

  • welke werkzaamheden worden verricht;
  • bij welke opdrachtgever in Nederland;
  • de plaats van de werkzaamheden;
  • de duur van de werkzaamheden.

Voor de notificatieplicht bij grensoverschrijdende dienstverlening geldt dat het moet gaan om tijdelijke dienstverlening in Nederland door een buitenlands bedrijf. Het gaat om het gedurende een bepaalde periode uitvoeren van bepaalde afgeronde werkzaamheden (een ‘klus’). Hierbij geldt dat de werknemers van de dienstverlener in het vestigingsland van de dienstverlener mogen wonen en daar werken. De dienstverlening bestaat dus niet uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (bijvoorbeeld een uitzendbureau of detacheringsbureau). 

Ondernemingen die niet voldoen aan deze verplichting en evenmin een werkvergunning hebben, lopen het risico dat de Inspectie SZW hun een boete oplegt. Zowel de betrokken dienstverlener als de opdrachtgever in Nederland en eventuele intermediairs kunnen beboet worden. Er kan gemeld worden via de website www.postedworkers.nl

Tot slot

De ketenaansprakelijkheid kan grote financiële gevolgen voor uw onderneming hebben. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Investeren in eigen bedrijfspand

Zakendoen eigen bvIn de huidige markt – en met de gevolgen van de coronacrisis voor de meeste ondernemers duidelijk merkbaar – is het investeren in en het financieren van eigen vastgoed bepaald geen sinecure. Mocht u wel de mogelijkheden hebben om te investeren in een eigen bedrijfsruimte, dan is het de vraag wie er gaat investeren. U als dga? Het bedrijfspand komt dan op uw naam te staan. Of kunt u beter kiezen voor een investering vanuit de bv?

Let op! Investeren vanuit privé of vanuit de bv wordt fiscaal verschillend behandeld. Wat in uw situatie het voordeligst is, kunnen wij u voorrekenen.

Op naam van de bv

De keuze om het eigen bedrijfspand vanuit de bv aan te houden, wordt – naast de fiscaliteit – ook bepaald door de aanwezige bedrijfsrisico’s en uw toekomstplannen. We zien vaak dat het bedrijfspand wordt afgezonderd van de risico’s van de onderneming. Zeker als het pand tevens dient als beleggingsobject, bijvoorbeeld als belegging van reeds opgebouwde pensioengelden in eigen beheer. Vanuit de bv wordt het pand vervolgens verhuurd aan de werkmaatschappij. De huuropbrengsten – na aftrek van onder meer afschrijvingen en financieringskosten – zijn als winst onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Een latere winst of verlies bij verkoop behoort eveneens tot de fiscale winst.

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Op naam van de dga

Kiest u ervoor om vanuit privé te investeren in een pand en verhuurt u dit privépand aan uw bv, dan valt het pand onder de terbeschikkingstellingsregeling (TBS-regeling). De huurinkomsten, afschrijvingen en exploitatielasten alsmede boekwinsten en verliezen op het pand behoren tot uw box 1-inkomen. Let wel: bent u gehuwd en behoort het pand tot de algehele of beperkte gemeenschap van goederen, dan wordt dit box 1-inkomen voor 50/50 aan u en uw echtgen(o)t(e) toegerekend.

Voor de hoogte van de fiscaal aftrekbare afschrijvingslasten moet u rekening houden met een beperking. Dat geldt ook als de bv het bedrijfspand aanhoudt. Afschrijving is niet meer mogelijk als de boekwaarde van het pand de bodemwaarde heeft bereikt. Deze bodemwaarde is sinds 1 januari 2019 in de meeste gevallen beperkt tot 100% van de WOZ-waarde van het pand.

Let op! Voor een recent in eigen gebruik genomen pand waarop al voor 1 januari 2019 is afgeschreven, geldt een overgangsregeling van maximaal drie boekjaren. Stel dat een pand in juli 2018 in gebruik is genomen, dan gelden in 2019, 2020 en 2021 nog de bestaande afschrijvingsregels van 2018.

Tip! Onder de TBS-regeling worden de opbrengsten weliswaar belast tegen het progressieve IB-tarief tot maximaal 49,5%, effectief is dit voor de dga maar 43,56%. U profiteert namelijk van de TBS-vrijstelling van 12% (2021)!

Geldleningen

Iedere transactie tussen u en de bv moet zakelijk verlopen. Dat geldt ook voor de geldverstrekking tussen de dga en de bv. Denk hierbij aan een schriftelijke leningsovereenkomst met daarin in ieder geval een aflossingsschema en een reëel rentepercentage. Bovendien moeten er zekerheden zijn gesteld. Om te beoordelen of de overeenkomst zakelijk is, moet u zichzelf afvragen of u of de bv een dergelijke leningsovereenkomst tegen dezelfde voorwaarden ook zou zijn aangegaan met een onafhankelijke derde.

Tip! Heeft u al een leningsovereenkomst, laat deze dan regelmatig door ons checken. Zo bent u er zeker van dat alles nog steeds in orde is.

Lenen aan de bv

Leent u geld aan uw bv, dan is de zakelijke rente die de bv aan u betaalt als bedrijfslast aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. U zelf krijgt te maken met de TBS-regeling. Dat betekent dat de rente op de geldlening in box 1 progressief is belast. Ook hiervoor geldt de TBS-vrijstelling van 12%. Wordt er een onzakelijk hoge rente afgesproken? Dan wordt voor de aftrekbare rente (bij de bv) en de belastbare rente (bij de dga) uitgegaan van een normale zakelijke rente. Het meerdere, niet-zakelijke voordeel wordt mogelijk gezien als een vermomde winstuitdeling en is bij u belast in box 2 (aanmerkelijk belang) en bij de bv (als verkapt dividend) niet aftrekbaar.

Lenen van de bv

Leent u geld van uw bv, dan kunt u dit doen in uw hoedanigheid als werknemer of als aandeelhouder. Het is belangrijk om dit van tevoren vast te stellen, omdat de fiscale gevolgen in beide situaties anders zijn.

Let op! Voorkom bij het lenen dat de bv in financiële problemen kan komen. De bv moet aan haar (betalings)verplichtingen kunnen blijven voldoen. Dit is van nog groter belang als de bv ook een pensioen of stamrecht in eigen beheer heeft.

Bij een personeelslening – u leent in uw hoedanigheid als werknemer – kan sprake zijn van een rentevoordeel. Dat is het geval als u geen of minder rente betaalt over de lening dan bij een kredietverlener. Het rentevoordeel vormt voor de waarde in het economisch verkeer belastbaar loon. Deze waarde kunt u bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken. Het belaste rentevoordeel kan worden opgenomen in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling. Vanwege de coronacrisis is de vrije ruimte in 2021 verruimd en bedraagt de vrije ruimte 3% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere van de loonsom.

Er is een uitzondering als u de personeelslening gebruikt voor de eigen woning. Het rentevoordeel van een dergelijke lening moet tot uw belastbaar loon worden gerekend. Het voordeel is loon in natura waarover uw bv als werkgever verplicht loonheffingen moet berekenen. Het belaste rentevoordeel mag dus niet worden opgenomen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Wel mag u het belastbare eigenwoningrentevoordeel in aftrek brengen binnen de eigenwoningregeling in uw aangifte inkomstenbelasting. Het maximum aftrekpercentage is voor 2021 bepaald op 43.

Gebruikt u de lening voor het kopen van een (elektrische) fiets of elektrische scooter, dan is het rentevoordeel onbelast.

Let op! Soms kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat een personeelslening voor een dga niet mogelijk is. Dit is met name het geval als de mogelijkheid van een personeelslening alleen openstaat voor de dga zelf en niet voor andere werknemers van de bv.

Als u als aandeelhouder leent, staat ook hier het zakelijke handelen voorop. Leent u voor consumptieve doeleinden of bijvoorbeeld om hiermee in privé te beleggen, dan valt de lening als schuld bij u in box 3. De door u aan de bv betaalde rente is bij u niet aftrekbaar, maar bij de bv als ontvangen rente wel belast.

Let op! Geld lenen van de bv voor beleggingen in privé is alleen aantrekkelijk als het rendement op deze beleggingen hoger is dan de nettorente die u aan de bv moet betalen.

Rekening-courant

In de praktijk hebben veel dga’s een rekening-courantverhouding met de bv. Bij een rekening-courant met afwisselende debet- en creditstanden heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat er onder voorwaarden geen rente in box 1 in aanmerking hoeft te worden genomen als het saldo van de rekening-courantverhouding gedurende het kalenderjaar niet hoger is dan € 17.500 positief en niet lager is dan € 17.500 negatief. De bv mag in dat geval de rente niet in aanmerking nemen. U mag een eventuele rekening-courantschuld niet in box 3 opnemen.

Let op! Zodra het saldo op de rekening-courant hoger is dan € 17.500, moet er over het hele jaar over het hele bedrag rente worden berekend.

Sparen in de bv

U kunt ook sparen in uw bv en privékapitaal als vermogen in de bv brengen. Het werkelijke rendement is dan bij de bv belast, in plaats van een forfaitair rendement dat bij u in box 3 belast is en hoger wordt verondersteld naarmate uw vermogen groter is. Met name als u de risico’s van beleggen wilt vermijden, is dit een optie om te overwegen.

Let op! Sparen in de bv kan ook aantrekkelijk zijn als u toeslagen krijgt. Vermogen in uw bv telt immers niet mee voor de vermogenstoets die bij toeslagen geldt en die als gevolg heeft dat u vanaf een bepaald vermogen geen recht meer heeft op de meeste toeslagen.

Wetsvoorstel nieuwe maatregelen

Het kabinet wil per 1 januari 2023 een rekening-courantmaatregel invoeren om excessief lenen van de dga bij de eigen bv te ontmoedigen, in de volksmond ‘dga-taks’ genoemd. Hiervoor is een wetsvoorstel in de maak. De maatregel houdt kort gezegd in dat het bedrag dat boven € 500.000 wordt geleend bij de dga als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking wordt genomen. De drempel van € 500.000 in de rekening-courant geldt voor de dga en zijn partner gezamenlijk. Deze maatregel geldt voor alle schulden, ongeacht waarvoor deze zijn aangegaan. Alleen bestaande en nieuwe eigenwoningschulden zijn uitgezonderd.

Let op! Het wetsvoorstel moet  nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Lenen voor de eigen woning

De bv kan u ook een lening verstrekken voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Uitgaande van een reële leningsovereenkomst is de rente voor u als eigenwoningrente aftrekbaar in box 1 tegen maximaal een tarief van 43% (2021) en bij de bv belast. Met ingang van 2013 moet een nieuwe eigenwoninglening aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. Heeft u uw bestaande eigenwoninglening bij de bv sindsdien verhoogd, dan moet u voor deze verhoging ook rekening houden met de nieuwe regels. Voor het nieuwe leningdeel is de rente alleen nog aftrekbaar als de lening in maximaal dertig jaar en ten minste volgens een annuïtair schema volledig wordt afgelost.

Let op! Heeft u sinds 1 januari 2013 geld geleend voor de eigen woning bij de bv, dan geldt voor u een informatieplicht. U moet de Belastingdienst tijdig informeren over deze hypothecaire geldlening. Gegevens van de eigenwoninglening bij de bv kunt u doorgeven via uw jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting.

Let op! De aftrek van de hypotheekrente in de hoogste belastingschijf is dit jaar (2021) beperkt tot 43% en volgend jaar tot 40% (2022). De hypotheekrenteaftrek wordt  verder beperkt tot 37,05% in 2023. Na 2023 is geen verdere beperking van de aftrek voorzien.

Tot slot

U kunt voordelig uit zijn als u zakendoet met uw eigen bv. In deze advieswijzer staan slechts enkele mogelijkheden benoemd. Wij vertellen u er graag meer over.

In deze advieswijzer wordt op hoofdlijnen nader ingegaan op btw-verplichtingen waarmee u te maken kunt krijgen als u zakendoet met het buitenland.

Let op! Vanwege de coronacrisis kunnen ondernemers tot en met 30 juni 2021 online om uitstel van betaling vragen voor de betaling van onder andere de verschuldigde omzetbelasting. U krijgt dan automatisch uitstel van betaling voor een periode van drie maanden. Heeft u al bijzonder uitstel van betaling, dan kunt u vragen het te verlengen. Ook dit kan tot en met 30 juni 2021. Vanaf 1 juli moet u nieuwe belastingschulden weer voldoen. Schulden waarvoor u uitstel van betaling kreeg, moet u vanaf 1 oktober 2022 in 60 maanden aflossen.

InternationaalOndernemers met een belastingschuld van minder dan € 20.000 kunnen langer uitstel krijgen door bewijsstukken te sturen waaruit blijkt dat de omzet of de bestellingen/reserveringen aanzienlijk zijn gedaald ten opzichte van vorige maanden. Bij een hogere belastingschuld is een verklaring nodig van een derde-deskundige, zoals een accountant.

Ook andere EU-landen hebben ondersteunende maatregelen genomen vanwege de coronacrisis. Moet u btw afdragen in een andere lidstaat, informeer dan bij de Belastingdienst van het betreffende land of er soortgelijke maatregelen zijn getroffen.

Waar en door wie is btw verschuldigd?

Om te bepalen waar – in Nederland of in het buitenland – btw verschuldigd is, is het essentieel om eerst vast te stellen waar de prestatie wordt verricht. Is dit in Nederland, dan heeft u te maken met Nederlandse btw-verplichtingen. Is dit in het buitenland, dan heeft u te maken met btw-verplichtingen in het buitenland.

Let op! De plaats waar u zich bevindt op het moment dat u een prestatie verricht, is lang niet altijd de plaats waar de prestatie verricht wordt voor de btw. Maak daarom niet de vergissing om automatisch aan te nemen dat bijvoorbeeld een dienst die u in Nederland verricht, ook daadwerkelijk in Nederland belast is.

De regels om vast te stellen waar de prestatie verricht wordt, zijn niet eenvoudig. Van belang is om in ieder geval onderscheid te maken tussen de levering van goederen en het verrichten van diensten. Voor beide categorieën gelden namelijk andere regels.

Tip! Bepalen de regels dat uw prestatie in het buitenland verricht wordt, dan hoeft u lang niet altijd in het buitenland ook daadwerkelijk btw te betalen. In veel gevallen kan namelijk een verleggingsregeling worden toegepast, waarbij u de btw kunt verleggen naar uw afnemer. Deze zal dan zorg moeten dragen voor de afdracht van de buitenlandse btw.

Levering van goederen

Levering van goederen aan een ondernemer in de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer in de EU zal over het algemeen sprake zijn van een intracommunautaire levering (ICL) tegen het 0% btw-tarief. Voorwaarde is dat de goederen vanuit Nederland naar een ander EU-land worden vervoerd en dat u over het btw-identificatienummer beschikt van de in dat EU-land gevestigde ondernemer.

Tip! U kunt het btw-identificatienummer van uw afnemer checken op deze site.

U berekent 0% btw, maar geeft deze levering wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte en in uw opgaaf intracommunautaire prestaties. Uw buitenlandse afnemer verricht in het andere EU-land een intracommunautaire verwerving (ICV) en draagt daar de btw af tegen het daar geldende btw-tarief (maar kan over het algemeen deze btw in zijn aangifte ook weer in aftrek brengen).

Voorbeeld

U levert goederen aan een ondernemer in Frankrijk met een btw-identificatienummer. De goederen worden in verband met de levering vanuit Nederland naar Frankrijk vervoerd. Deze levering betreft een ICL. Voor de btw vindt de levering plaats in Nederland tegen het 0% btw-tarief. Uw Franse afnemer verricht in Frankrijk een ICV. Hij draagt de btw hierover in Frankrijk af tegen het daar geldende btw-tarief.

Levering van goederen aan particulieren in de EU tot 1 juli 2021

Bij levering van goederen aan een buitenlandse particulier of ondernemers die niet btw-plichtig zijn, is sprake van zogenaamde afstandsverkopen. Deze levering vindt in beginsel plaats in Nederland. Afhankelijk van het soort goederen dat u levert, bent u 9 of 21% btw verschuldigd. Vanaf het moment dat u een daarvoor vastgesteld btw-drempelbedrag overschrijdt, is de levering echter belast in het EU-land van uw afnemer. Voor veel landen is het drempelbedrag vastgesteld op € 35.000. Er zijn echter diverse landen met een afwijkend drempelbedrag. U moet zich na overschrijding van het drempelbedrag aanmelden bij de Belastingdienst van dat EU-land en daar btw afdragen. Het tarief zal afhankelijk zijn van de tarieven in het betreffende EU-land. Het drempelbedrag geldt per land en dus niet per afnemer!

Wilt u de drempels niet in de gaten houden of is het btw-tarief in het andere EU-land lager dan in Nederland, dan wilt u wellicht meteen al buitenlandse btw in rekening brengen. Dat kan als u ervoor kiest om de drempelbedragen niet toe te passen. U brengt dan vanaf het begin meteen buitenlandse btw in rekening, ook als de drempelbedragen nog niet overschreden zijn. Om dit te kunnen doen, moet u een verzoek indienen bij de Belastingdienst. De keuze geldt voor minimaal twee jaar.

Levering van goederen aan particulieren in de EU vanaf 1 juli 2021

Vanaf 1 juli dit jaar gaat de nieuwe EU-btw-richtlijn voor e-commerce gelden en komen er nieuwe regels voor de btw op afstandsverkopen aan consumenten en ondernemers die niet btw-plichtig zijn en die in andere lidstaten van de EU wonen. 

Uniform drempelbedrag

Vanaf 1 juli 2021 geldt één uniform drempelbedrag van € 10.000 voor de levering van goederen aan consumenten in de EU buiten Nederland. Dit drempelbedrag geldt voor alle verkopen aan consumenten in de EU buiten Nederland, dus inclusief de verkoop van digitale diensten. Blijft de ondernemer onder het drempelbedrag, dan berekent hij het Nederlandse btw-tarief en doet hij hier aangifte. Het transport moet dan wel in Nederland beginnen. Als de drempel in enig jaar wordt overschreden, moet direct worden gestart met de berekening van buitenlandse btw en mag de drempel van € 10.000 niet langer worden gebruikt.  

Let op! Het nieuwe drempelbedrag van € 10.000 geldt niet per lidstaat maar voor alle lidstaten tezamen. Alleen als het totaal van alle afstandsverkopen aan consumenten in alle andere lidstaten niet meer dan € 10.000 bedraagt, is deze uitzondering van toepassing.

Het is ondernemers nog steeds toegestaan om geen gebruik te maken van het drempelbedrag en op normale wijze in het buitenland aangifte te doen van afstandsverkopen. Dit kan voordelig zijn als het btw-tarief op de prestaties lager ligt dan in Nederland en met de klant een prijs inclusief btw is afgesproken. Ook kan via de buitenlandse btw-aangifte de buitenlandse voorbelasting van dat land worden teruggevraagd. Uiteraard brengt het wel extra administratieve lasten met zich mee.

Voor 2021 betekent het een wijziging van de regels halverwege het jaar. Daarom is verduidelijkt dat voor het eerste halfjaar de oude drempelbedragen gelden. Vanaf 1 juli mag dan opnieuw worden geteld voor de grens van € 10.000. Voor de omzet in 2021 vanaf 1 juli wordt de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 juli 2021 dus niet meegenomen.

Eénloketsysteem

Komen de afstandsverkopen boven het drempelbedrag uit, dan berekent de ondernemer de btw van het land waar de consument woont. De ondernemer moet de btw daar ook afdragen en er aangifte doen. Hij kan vanaf 1 juli echter ook kiezen voor een eenvoudig éénloketsysteem.

In dit éénloketsysteem kan de ondernemer de in andere EU-landen verschuldigde btw aangeven en afdragen bij de Nederlandse Belastingdienst. Hij moet zijn bedrijf dan aanmelden voor de ‘Unieregeling’ binnen het nieuwe éénloketsysteem van de Belastingdienst. Zij zorgen dan dat de verschuldigde btw aan de diverse EU-landen wordt doorbetaald. Aanmelding kan vanaf 1 april 2021 via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Via het éénloketsysteem kan geen voorbelasting worden teruggevraagd. Als er buitenlandse btw in rekening is gebracht, moet die worden teruggevraagd via een teruggaafverzoek buitenlandse btw. Het rechtstreeks terugvragen van buitenlandse btw kan wel als ervoor wordt gekozen om in het buitenland aangifte te doen.

Sinds 18 mei 2021 is het ook mogelijk niet-EU-ondernemers aan te melden. Hiervoor is een tussenpersoon verplicht. Die moet gevestigd zijn in het land waar de niet-EU-ondernemer zich wil aanmelden.

Overige gevolgen

Het nieuwe systeem betekent dat ook de btw-vrijstelling tot € 22 vervalt die nu geldt voor invoer van goederen buiten de EU. Wel blijft gelden dat er op invoer tot een bedrag van € 150 geen invoerrechten verschuldigd zijn.

MOSS wordt OSS

Leveranciers van digitale e-commercediensten kunnen nu voor consumenten binnen de EU al gebruikmaken van een éénloketsysteem, het zogenaamde MOSS-systeem. Door de nieuwe regeling wordt dit systeem getransformeerd tot OSS en geldt dat dit gebruikt kan worden wanneer e-commercediensten en afstandsverkopen samen een omvang hebben van meer dan € 10.000.

Levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU, is sprake van export als de goederen naar een land buiten de EU worden vervoerd. Over export bent u 0% btw verschuldigd. Voorwaarde hiervoor is wel dat u kunt aantonen dat de goederen de EU hebben verlaten. U berekent 0% btw, maar geeft deze export wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte.

Overige leveringen

Hiervoor zijn de hoofdregels voor de levering van goederen beschreven. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij de regels anders uitwerken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de levering van nieuwe of bijna nieuwe vervoermiddelen of aan ABC-leveringen. Dit zijn leveringen waarbij de goederen door A aan B worden verkocht en vervolgens door B aan C doorverkocht. De goederen worden echter rechtstreeks door A aan C geleverd. Voor deze situaties gelden andere regels.

Tip! Overleg altijd met onze adviseurs over de btw-regels die in uw specifieke situatie van toepassing zijn.

Verrichten van diensten

Diensten aan een ondernemer in de EU

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een ondernemer uit een ander EU-land belast in het land van uw afnemer. U berekent dan geen Nederlandse, maar ook geen buitenlandse btw. U verlegt de btw namelijk naar uw afnemer en uw afnemer geeft de btw aan in zijn eigen land (tegen het daar geldende btw-tarief). U geeft de dienst wel aan in uw eigen btw-aangifte en uw opgaaf intracommunautaire prestaties.

Let op! Op deze hoofdregel gelden uitzonderingen. Bijvoorbeeld als de dienst betrekking heeft op onroerende zaken, het verlenen van toegang tot bepaalde evenementen, verhuur van een vervoermiddel voor een korte periode, personenvervoer of restaurant- of cateringdiensten. Laat u daarom altijd vooraf goed informeren door onze adviseurs over de btw-regels in uw eigen situatie.

Diensten aan een ondernemer buiten de EU

Diensten aan een ondernemer buiten de EU zijn over het algemeen belast in het land van uw afnemer. In de Nederlandse aangifte geeft u hiervan niets aan. Informeer in het land van uw afnemer aan welke verplichtingen u daar moet voldoen.

Diensten aan een particulier

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een particulier in het buitenland belast in Nederland. U berekent hierover Nederlandse btw. Ook hier zijn echter vele uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld bij een dienst met betrekking tot een onroerende zaak, bij vervoersdiensten, restaurantdiensten, bemiddelingsdiensten etc.

Ook voor bepaalde andere diensten, zoals reclame- of adviesdiensten die u verricht aan een particulier buiten de EU, gelden andere regels. Deze diensten zijn over het algemeen belast in het land waar uw particuliere afnemer gevestigd is.

Teruggaaf van in EU betaalde btw

Als u in 2020 als ondernemer ergens in de EU goederen en diensten heeft gekocht, kunt u de btw via de Nederlandse Belastingdienst terugvragen. U moet aan speciale formaliteiten voldoen en uw btw vóór 1 oktober 2021 terugvragen. Te laat teruggevraagde btw bent u kwijt. Bij in de EU betaalde btw kunt u denken aan btw op getankte brandstof of bijvoorbeeld aan btw op een taxirit of een hotelovernachting tijdens een congres. Het gaat dus om alle btw op zakelijk aangeschafte goederen en diensten, door u of door een van uw medewerkers.

Inloggegevens

Als u btw wilt terugvragen, moet dat digitaal via de volgende site: https://eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Daarvoor dient u over inloggegevens te beschikken. Vraagt uw adviseur de btw voor u terug, dan heeft u allebei inloggegevens nodig. Heeft u in een voorgaand jaar al btw teruggevraagd uit een EU-land, dan heeft u reeds inloggegevens en dient u die te gebruiken. U kunt geen nieuwe aanvragen, dus bel met de Belastingtelefoon als u ze kwijt bent. Is het de eerste keer dat u btw uit de EU terugvraagt, vraag dan inloggegevens aan via het formulier op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl, zoekterm ‘aanvraag inloggegevens’). U moet dit formulier invullen, afdrukken en opsturen. Dit kan tot vier weken duren.

Indienen verzoek tot teruggave

Als u met uw gegevens bent ingelogd, kunt u een verzoek tot teruggave van betaalde btw indienen. Dit moet u per EU-land specificeren. Van de aangeschafte goederen en diensten moet u onder meer de factuurdatum en het factuurnummer invullen. Voor teruggave van de btw uit sommige landen moet u facturen meesturen; ook dit kan alleen digitaal.

Let op! Uw verzoek om teruggave van in 2020 betaalde btw moet per land minstens € 50 aan btw betreffen en moet vóór 1 oktober 2021 ingediend worden. Onder deze drempel beslist het betreffende land zelf of hij uw btw terugbetaalt. Grotere bedragen kunt u al in de loop van het kalenderjaar terugvragen als het bedrag minstens € 400 per drie maanden is.

Tot slot

De btw-wetgeving is niet eenvoudig. Er gelden hoofdregels, maar het zijn met name de uitzonderingen hierop die het ingewikkeld maken. Bijna geen enkele situatie is echt standaard. Overleg daarom met onze adviseurs over de btw-regels voor uw eigen, specifieke situatie.