EuroEen aantal belangrijke actualiteiten hebben wij daarom voor u op een rij gezet. Zoals:

  • Wat is het verschil tussen een ANBI en een SBBI?
  • Moet u vennootschapsbelasting betalen?
  • Komt u in aanmerking voor vrijwilligersaftrek en hoeveel mag u uw vrijwilligers vergoeden?
  • Wat houdt de kantineregeling in?
  • Is uw instelling een ANBI of SBBI?

ANBI staat voor algemeen nut beogende instelling. Uw vereniging of stichting kan alleen een ANBI zijn als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut en door de Belastingdienst als een ANBI is aangemerkt. Om een ANBI te kunnen zijn, moet aan een groot aantal voorwaarden en verplichtingen worden voldaan. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

Let op! Een ANBI moet verplicht een groot aantal gegevens op haar internetsite publiceren. Zo moet een ANBI de balans, de staat van baten en lasten en een toelichting hierop binnen zes maanden na het boekjaar op de site zetten. Zorg dat uw vereniging of stichting aan deze verplichting voldoet! Welke gegevens een ANBI nog meer moet publiceren, staat op de site van de Belastingdienst.

De status ANBI heeft een groot aantal voordelen. Zo betaalt een ANBI geen schenk- of erfbelasting over schenkingen en erfenissen die zij gebruikt voor het algemeen belang, komt een ANBI in aanmerking voor teruggaaf van een deel van de energiebelasting, bestaan er in de vennootschapsbelasting een aantal fiscale voordelen en zijn giften aan een ANBI bij de schenker onder voorwaarden aftrekbaar in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Tip! Een ANBI kan door de Belastingdienst ook worden aangewezen als een culturele ANBI. Uw instelling moet dan voor minstens 90% actief zijn op cultureel gebied. Een culturele instelling kan gebruikmaken van een aantal extra faciliteiten.

Als uw vereniging of stichting geen ANBI is, is er wellicht wel sprake van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI). Een SBBI is een instelling die geen ANBI is, maar wel een sociaal belang behartigt. Voorbeelden van SBBI’s zijn een muziekvereniging, een sportvereniging, een toneelvereniging of een lokale scoutinggroep. Het voordeel van een SBBI is dat zij geen schenk- of erfbelasting betaalt over schenkingen of erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met ons over de voorwaarden voor een SBBI.

Let op! Over een schenking die een SBBI doet van meer dan € 2.208 (2020) is door de ontvanger van de schenking wel gewoon schenkbelasting verschuldigd, tenzij deze zelf een ANBI of SBBI is.

Actualiteiten vennootschapsbelasting

Vaak zal een stichting of vereniging niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dit is echter wel het geval als sprake is van het drijven van een onderneming. Belangrijke criteria zijn deelname aan het economisch verkeer en het streven naar winst (winstoogmerk).

Let op! In de statuten wordt vaak opgenomen dat de stichting of vereniging geen winstoogmerk heeft. Dit is geen vrijwaring voor de vennootschapsbelasting. Bepalend is de feitelijke aanwezigheid van overschotten.

Winstvrijstelling

Behaalt uw stichting of vereniging winst, dan kan er een vrijstelling van toepassing zijn als de winst onder bepaalde grenzen blijft. De vrijstelling is van toepassing als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar samen niet meer bedraagt dan € 75.000. De vrijstelling geldt voor alle stichtingen en verenigingen. Volgens het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kan een organisatie die nog geen vijf jaren bestaat, geen aanspraak maken op de vrijstelling van € 75.000 die geldt over een periode van vijf jaren. Of wel een evenredige grens van toepassing moet zijn bij een korter bestaan, valt niet duidelijk uit de uitspraak af te leiden. De zaak is nog niet aan de Hoge Raad voorgelegd, dus deze staat nog niet definitief vast.

Tip! Uw stichting of vereniging kan ervoor kiezen de vrijstelling niet toe te passen. Deze keuze wordt gemaakt voor een periode van minimaal vijf jaar. Na die tijd kan er opnieuw voor gekozen worden om de vrijstelling niet toe te passen.

Bestedingsreserve

Stichtingen en verenigingen die zijn aangemerkt als culturele ANBI en stichtingen en verenigingen die een sociaal belang behartigen en hun winst voor minstens 70% behalen met behulp van vrijwilligers, kunnen een bestedingsreserve vormen. Voldoet uw instelling aan de voorwaarden, dan mag (een deel) van de winst voor belastingheffing gereserveerd worden in een bestedingsreserve. Er moet dan wel een bestedingsvoornemen zijn en de gereserveerde winsten moeten in beginsel in het jaar of binnen vijf jaar na afloop van het jaar worden besteed. Na deze termijn valt de bestedingsreserve in de winst.

Aftrek fondswervende activiteiten

Fondswervende activiteiten van een ANBI kunnen in aftrek komen van de winst. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moeten de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Stichtingen en verenigingen die geen ANBI zijn, kunnen, als zij uitsluitend fondswervende activiteiten verrichten, onder voorwaarden de uitkeringen aan een ANBI van de winst in aftrek brengen. Zo moeten ook hier de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Ook moet kenbaar worden gemaakt dat de opbrengst uit de fondswervende activiteiten voor minimaal 90% naar een algemeen nuttig doel gaat en moet de uitkering zijn gedaan binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin de gelden zijn verworven.

Vrijwilligersaftrek

Een ANBI en een SBBI kunnen onder bepaalde voorwaarden gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek in de vennootschapsbelasting. Als SBBI kunt u alleen gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek als de winst voor minstens 70% wordt behaald met behulp van vrijwilligers. Onder de vrijwilligersaftrek kan de winst van uw vereniging of stichting verminderd worden met een fictieve beloning van de vrijwilligers op basis van het minimumloon, verminderd met de daadwerkelijke beloning. Als u aannemelijk maakt dat een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mag u rekening houden met dat hogere loon.

Belastingplicht culturele instellingen

Culturele instellingen kunnen voor de vennootschapsbelasting belaste en onbelaste activiteiten verrichten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een museum waarbij de winst behaald met de museumwinkel belast is en de culturele activiteiten onbelast. Als met deze culturele activiteiten een verlies geleden wordt, kan dit verlies echter niet verrekend worden met de winst van de museumwinkel.

Om die reden hebben culturele instellingen de mogelijkheid om te kiezen voor volledige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Bij volledige belastingplicht kan het verlies uit de onbelaste activiteit wel verrekend worden met de winst uit de belaste activiteit. Een dergelijke keuze geldt voor een periode van tien jaar.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Actualiteiten loonbelasting

Vrijwilligersregeling ook voor ANBI’s

ANBI’s kunnen gebruikmaken van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting. Is uw stichting of vereniging aangemerkt als ANBI, dan hoeft u geen loonheffing in te houden op een vergoeding aan een vrijwilliger. De vergoeding mag niet meer bedragen dan € 170 per maand en maximaal € 1.700 per jaar. Betaalt u een uurvergoeding, dan beschouwt de Belastingdienst een bedrag van maximaal € 5,00 (of € 2,75 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) per uur als vrijwilligersvergoeding.

Het gebeurt in de praktijk vaak dat een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding. Hierdoor wordt de vergoeding een gift die de vrijwilliger onder voorwaarden kan aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat kan alleen als voldaan wordt aan de drie volgende voorwaarden:

  • uw organisatie verklaart dat de vrijwilliger recht heeft op de vergoeding;
  • uw organisatie is bereid en in staat om de vergoeding uit te betalen;
  • de vrijwilliger kan aanspraak maken op de vergoeding en heeft de vrijheid daarover te beschikken.

Tip! Is uw vereniging of stichting geen ANBI, maar wel een sportorganisatie of een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen? Dan kunt u ook de vrijwilligersregeling toepassen.

Actualiteiten omzetbelasting

Vanaf 1 januari 2019 is de sportvrijstelling in de omzetbelasting verruimd. De sportvrijstelling dient verplicht te worden toegepast. De vrijstelling geldt voortaan ook voor diensten die sportorganisaties verlenen aan niet-leden. Bijvoorbeeld het verzorgen van een training.

Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onmisbaar is voor de sportbeoefening, vallen voortaan ook onder de vrijstelling. Door aanpassing van de definitie ‘winst beogen’, vallen niet-commerciële organisaties onder de vrijstelling. Het niet beogen van winst wordt verbonden aan de organisatie als geheel.

Het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie is nu belast tegen het lage tarief van 9%. Door de vrijstelling is de voorbelasting vanaf 2019 niet meer aftrekbaar. Om dit nadeel te compenseren, is er een subsidieregeling voor gemeentes en sportorganisaties. De subsidie voor gemeentes bedraagt 17,5% van alle btw-belaste sportuitgaven. Voor sportinstellingen is de subsidie maximaal 20% met een maximum van € 2,5 miljoen per jaar. Een subsidie van minder dan € 5.000 wordt niet verstrekt. Voor sommige activiteiten in het kader van verduurzaming en toegankelijkheid geldt een extra subsidie van 15%.

Btw-vrijstelling fondsenwerving

Fondswervende activiteiten van bepaalde aangewezen instellingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw (waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor jeugdwerk, sportverenigingen en culturele, sociale en religieuze instellingen) zijn in het geheel vrijgesteld van btw als de fondswervende leveringen niet meer dan € 68.067 en de fondswervende diensten niet meer dan € 22.689 per jaar bedragen.

Let op! Voor sportverenigingen geldt een afwijkend grensbedrag voor fondswervende diensten van € 50.000. Daarnaast mogen sportverenigingen geen gebruikmaken van de kantineregeling. Dit betekent dat de kantineontvangsten meetellen voor het maximumbedrag van de fondswervende leveringen van € 68.067 per jaar.

Bij overschrijding van een van de grensbedragen komt de fondsverwerving in de normale heffing van btw terecht. Dit geldt niet als de overschrijding veroorzaakt wordt door bijzondere, eenmalige omstandigheden of als de overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien. De grensbedragen voor leveringen en diensten gelden onafhankelijk van elkaar. Overschrijding in één categorie betekent dus niet automatisch dat de andere categorie ook in de btw betrokken moet worden.

Tip! Giften, donaties en contributies (zonder expliciete tegenprestatie) worden voor de grensbedragen niet meegerekend.

Bepaalde organisaties, bijvoorbeeld muziekverenigingen, dorpshuizen en buurtverenigingen, kunnen de kantineregeling toepassen. De kantineontvangsten zijn dan vrijgesteld als deze inclusief btw niet meer bedragen dan € 68.067 per jaar. Deze vrijstelling geldt naast de vrijstelling voor fondsenwerving. Dit betekent dat de kantineontvangsten niet meetellen voor de grensbedragen.

Overige actualiteiten

Convenant Belastingdienst en organisaties goede doelen

Goede doelen hebben vanaf 2019 nog maar te maken met één loket voor het aanvragen van een Erkenning en van de ANBI-status. Hiertoe hebben organisaties van goede doelen met de Belastingdienst een convenant afgesloten. Om fraude te voorkomen, kunnen goede doelen een Erkenning aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Zo weten donateurs dat ze te maken hebben met een bonafide organisatie. Daarnaast kunnen goede doelen de ANBI-status aanvragen. De aanvraag verloopt nu nog digitaal via de Belastingdienst.

De kwaliteitseisen voor het verkrijgen van de Erkenning zijn gelijk aan die voor de ANBI-status. Een aparte aanvraag bij de Belastingdienst is dan dus niet meer nodig. De fiscus behoudt zich wel het recht voor altijd zelf de ANBI-status te kunnen toetsen.

Giftenaftrek: bewijs vereist

Donateurs moeten hun gift kunnen bewijzen om deze af te kunnen trekken. Een ontvangstbewijs of verklaring is hiervoor niet voldoende. Het is daarom aan te bevelen dat giften per bank worden overgemaakt en niet cash. Er is een wetsvoorstel in de maak om contante giften per 2021 niet langer aftrekbaar te laten zijn.

Hogere giftenaftrek culturele ANBI

Voor giften aan culturele ANBI’s geldt een hogere giftenaftrek. Particulieren mogen deze giften voor de giftenaftrek verhogen met 25% (met een maximum van € 1.250 per jaar). Ondernemingen in de vennootschapsbelasting mogen een gift aan een culturele ANBI verhogen met 50% (met een maximum van € 2.500 per jaar).

Gift aan steunstichting SBBI

Een steunstichting SBBI is een stichting die speciaal is opgericht om geld in te zamelen voor een jubileum van een SBBI op het gebied van sport en muziek. Een gift aan een steunstichting SBBI is aftrekbaar.

Let op! Een steunstichting moet voldoen aan bepaalde voorwaarden.

Periodieke gift eenvoudiger

De eis van een notariële akte voor de aftrekbaarheid van een periodieke gift is met ingang van 2014 vervallen. Een periodieke gift aan een ANBI of een niet-vennootschapsbelastingplichtige vereniging met minimaal 25 leden is vanaf die datum ook volledig aftrekbaar als deze gift wordt vastgelegd in een onderhandse akte van schenking. De eis dat de periodieke gift alleen aftrekbaar is als deze is vastgelegd voor een looptijd van minimaal vijf jaar (of eindigt bij eerder overlijden) is wel blijven bestaan.

Tot slot

De in deze advieswijzer genoemde punten zijn slechts een greep uit alle actualiteiten. Uiteraard houden wij alle mogelijke veranderingen nauwlettend voor u in de gaten.

Ondernemen in een nketenIs (een deel van) het door u aangenomen werk uitbesteed aan een onderaannemer, dan is het mogelijk dat deze onderaannemer dit op zijn beurt weer (deels) uitbesteedt aan een andere onderaannemer. Ook deze onderaannemer kan het werk weer verder uitbesteden. Op deze manier ontstaat een keten van aannemers en onderaannemers.

Ketenaansprakelijkheid

Ketenaansprakelijkheid houdt in dat als één onderaannemer zijn loonheffingen (verzamelterm voor loonbelasting en premies volks- en werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) over het aangenomen werk niet betaalt, alle aannemers in de keten vóór hem hoofdelijk, dus in persoon, aansprakelijk zijn voor deze loonheffingen. U kunt dus aansprakelijk worden gesteld voor de niet-betaalde loonheffingen van elk van de onderaannemers. De keten van aansprakelijkheid eindigt namelijk pas bij de hoofdaannemer.

Let op! Een opdrachtgever kan niet aansprakelijk gesteld worden, tenzij het gaat om een van de volgende situaties:
1. De opdrachtgever wordt aangemerkt als aannemer omdat hij in het kader van zijn gewone onderneming zonder opdracht van een ander een stoffelijk werk koopt (hij is dan een eigenbouwer).
2. Opdrachtgevers in de confectiesector en kopers van nog te vervaardigen kleding.

Inlenersaansprakelijkheid

Inlenersaansprakelijkheid is aan de orde wanneer een werkgever werknemers inleent van een andere werkgever (veelal via een uitzend- of payrollbureau) om deze onder zijn leiding en toezicht te laten werken. Betaalt de eigenlijke werkgever de door hem verschuldigde loonheffingen en eventuele btw geheel of ten dele niet, dan kan de inlener via inlenersaansprakelijkheid aansprakelijk worden gesteld voor het niet-betaalde bedrag. Ook kan de Belastingdienst via inlenersaansprakelijkheid (bij doorlenen) of via ketenaansprakelijkheid de andere bedrijven in de keten aanspreken.

Aannemer en ketenaansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid is alleen van toepassing als u wordt aangemerkt als aannemer. Hiervan is sneller sprake dan u wellicht denkt. De ketenaansprakelijkheid komt dan ook niet alleen voor in de bouw, maar ook in andere branches. Een aannemer is namelijk iedere natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan in dienstbetrekking, een werk van stoffelijke aard uitvoert tegen een te betalen prijs.

Werk van stoffelijke aard

Voorbeelden van een werk van stoffelijke aard zijn bijvoorbeeld het tot stand brengen van bouwwerken, de aanleg van wegen, het onderhoud van gebouwen en herstelwerkzaamheden van allerlei aard. Maar ook het verrichten van typewerk, het verpakken van zaken, het bewerken van groente en schoonmaakwerkzaamheden worden aangemerkt als werk van stoffelijke aard.

Tip! Werken of producten die met name door geestelijke of intellectuele arbeid ontstaan, worden niet aangemerkt als werk van stoffelijke aard. Denk daarbij aan werkzaamheden van architecten, musici, auteurs en adviseurs. Voor deze werken geldt de ketenaansprakelijkheid niet.

Werk buiten dienstbetrekking

Ook als de uitvoering van het werk plaatsvindt door een werknemer van degene die de opdracht heeft gegeven, geldt de ketenaansprakelijkheid niet.Werk tegen een te betalen prijsDe ketenaansprakelijkheid geldt daarnaast alleen als het werk wordt uitgevoerd tegen een te betalen prijs. Hiervan is al snel sprake. Werken tegen een te betalen prijs zijn namelijk niet alleen de aangenomen werken tegen een vooraf bepaalde prijs, maar ook de regieovereenkomsten waarbij achteraf de prijs wordt bepaald aan de hand van gebruikte materialen en gewerkte uren.

Geen ketenaansprakelijkheid

In de volgende gevallen geldt de ketenaansprakelijkheid niet:

  • Als blijkt dat het niet betalen van de loonheffing zowel niet aan uw onderaannemer (of diens onderaannemer(s)) als aan u te wijten is. Denk hierbij aan niet betalen door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.
  • Als het werk geheel of voor meer dan 50% wordt verricht op de plaats waar de onderneming van uw onderaannemer gevestigd is. Deze uitzondering geldt niet als het gaat om werk in de confectiesector.
  • Als het uitgevoerde werk een klein onderdeel vormt van een gesloten koop-/verkoopovereenkomst van een bestaande zaak; denk bijvoorbeeld aan montage van een machine. Dit zal vaak blijken uit het geringe aandeel van het uitgevoerde werk in de totale koopprijs.

Hoogte aansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid geldt voor de loonheffingen. Daarnaast kunt u aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde kosten en rente. De Belastingdienst moet dan wel aantonen dat deze kosten en rente mede aan u te wijten zijn. U kunt ook aansprakelijk gesteld worden voor het toegepaste anoniementarief (52% inhouding en geen heffingskortingen en premiemaxima). Dit tarief geldt wanneer werknemers niet voldoende geïdentificeerd zijn, omdat bijvoorbeeld een kopie van het paspoort ontbreekt. U bent echter niet aansprakelijk voor de boete die in de naheffingsaanslag van uw onderaannemer is opgenomen.

Tip! In tegenstelling tot de inlenersaansprakelijkheid kent de ketenaansprakelijkheid geen aansprakelijkheid voor niet-betaalde omzetbelasting.

Beperk uw aansprakelijkheid

Als (onder)aannemer kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het opnemen van een kettingbeding, het registreren van de juiste gegevens en het storten van bedragen die overeenkomen met de loonheffingen die de onderaannemer in verband met het werk moet afdragen op een geblokkeerde rekening (G-rekening).

Aanvragen verklaring betalingsgedrag

Uw onderaannemer kan de Belastingdienst vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen heeft betaald. Deze verklaring geeft u als aannemer een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen enkele vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid.

Opnemen kettingbeding

Neem, waar mogelijk, altijd een kettingbeding op in het contract met uw onderaannemer, zodat uw onderaannemer het werk niet verder kan uitbesteden en/of ingeleende werknemers kan inschakelen zonder uw toestemming. De opdrachtgever/onderaannemer doet er goed aan in de overeenkomst een kettingbeding op te nemen met het recht om regelmatig na te gaan of de verloning wel op een juiste wijze gebeurt en of de administratie op orde is. Deze controles (al dan niet uitgevoerd door een externe partij) moeten vervolgens ook daadwerkelijk plaatsvinden. Op die manier houdt een opdrachtgever/onderaannemer de vinger aan de pols en kan hij invloed uitoefenen op de betaling.

Ook kan in de overeenkomst met kettingbeding een boetebepaling worden opgenomen wanneer de gemaakte afspraken niet worden nageleefd. De (onder)aannemer is dan een boete verschuldigd aan zijn opdrachtgever.

Let op! Een kettingbeding geeft u controle over het aantal onderaannemers in de keten en de risico’s die u daarbij loopt, maar geeft u geen vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid wanneer het werk toch wordt uitbesteed.

Registratie van gegevens

Het komt voor dat de Belastingdienst de loonheffingen waarvoor u als aannemer aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd naar het reguliere tarief indien u de identiteit van de werknemer van uw onderaannemer en het loon per werknemer en per werk kunt aantonen, en u kunt aantonen dat de werknemers over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikken. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert:

  • NAW-gegevens, geboortedatum, Burgerservicenummer (BSN)
  • Nationaliteit
  • Soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • Aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie, NAW-gegevens onderaannemer
  • Een specificatie van de gewerkte uren
  • Naam, adres en woonplaats van de onderaannemer

Let op! In verband met privacyregels mag u geen kopie ID-bewijs van de werknemers van uw opdrachtnemers in uw bezit hebben, tenzij het gaat om een werknemer van buiten de EU. Voor deze werknemers moet u juist wel weer een kopie ID-bewijs hebben en bewaren om te kunnen bewijzen dat zij in Nederland mogen werken.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de onderaannemer. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw onderaannemer dat bestemd is voor loonheffingen, te storten op de G-rekening. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten. Daarnaast moeten uit uw administratie de gegevens van de factuur, de geleverde prestatie en een manurenadministratie blijken.

Als u aan de voorwaarden voldoet, wordt u als aannemer voor het gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen hoger zijn dan uw storting.

Let op! Als gevolg van de coronacrisis hebben bedrijven behoefte aan liquide middelen. Om ondernemingen die geraakt zijn door de coronacrisis, zoals de bouw en de uitzendbranche, tegemoet te komen, kan de G-rekening tijdelijk gedeblokkeerd worden. Voorwaarde hierbij is wel dat deze ondernemers eerst uitstel van betaling hebben aangevraagd, waarna ze een verzoek kunnen doen tot deblokkering. Ze krijgen zo dezelfde voordelen als ondernemers zonder G-rekening.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen, voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het minimumloon.

Zowel de formele werkgever bij wie een werknemer in dienst is als de materiële werkgever, dus de derde bij wie hij de werkzaamheden feitelijk verricht, is hoofdelijk aansprakelijk voor het aan de werknemer verschuldigde (cao-)loon. De werknemer moet bij die derde werken ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of van aanneming van werk.

Let op! Ook dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de werknemer de opvolgende aannemer/opdrachtgever aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is. Een werknemer kan in een betaalperiode voor meerdere opdrachtgevers werken. Denk aan een schoonmaker die iedere maand bij meerdere opdrachtgevers kantoren schoonmaakt. In dat geval kan hij bij onderbetaling iedere opdrachtgever afzonderlijk aansprakelijk stellen naar rato het aantal uren dat hij voor die opdrachtgever heeft gewerkt.

De rechter oordeelt of u als aannemer aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige cao-loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidsstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en wanneer het gaat om inlening, bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl), beoordeling van de keurmerken (bijvoorbeeld Vca-certificering), lidmaatschap van brancheorganisaties (zoals de ABU en de NBBU) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst).

Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten (kettingbeding). Bij signalen over mogelijke onderbetaling, dient u direct actie richting de betreffende lagere schakel(s) in de keten te ondernemen. Als u kunt aantonen dat u zowel voor- als achteraf voldoende inzet heeft getoond om onderbetaling te voorkomen, zal niet snel verwijtbaarheid worden aangenomen.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u signalen krijgt dat de onderaannemer zijn werknemer niet meer (volledig) betaalt.

Verplichte inschrijving Kamer van Koophandel

Uitleners moeten zich in het Handelsregister van de KvK registreren. Uitleners zijn bijvoorbeeld uitzendbureaus, payrollbedrijven, banenpools en aannemers. Deze verplichting geldt ook voor bedrijven die eenmalig en voor korte tijd een werknemer bij een andere werkgever laten werken. De registratieverplichting geldt voor zowel Nederlandse als buitenlandse uitleners. Niet-geregistreerde uitleners zullen worden beboet.

Er zijn drie uitzonderingen. Zo geldt de registratieplicht niet voor:

  1. het ter beschikking stellen van arbeidskrachten ten behoeve van een geleverde zaak of een tot stand gebracht werk (denk aan de aanneming van werk);
  2. collegiale uitlening: het bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten, onder voorwaarde dat de uitleen van korte duur is en de uitlener niet meer aan de inlener in rekening brengt dan zijn eigen kosten, dus zonder winstopslag;
  3. intraconcernuitlening: het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor het verrichten van arbeid in een andere onderneming van dezelfde ondernemer. Ook de situatie waarin de directeur-grootaandeelhouder in loondienst is bij de holding en door de holding ter beschikking wordt gesteld aan één of meer werkmaatschappijen valt onder deze uitzondering.

De ketenaansprakelijkheid op grond van de WAS geldt, net als de ketenaansprakelijkheid voor de loonheffingen, alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet met ketenaansprakelijkheid te maken krijgen.

Uitzondering op werkvergunning: notificatieplicht

Dienstverleners die zijn gevestigd in een EU-/EER-land of Zwitserland, hoeven geen werkvergunning aan te vragen voor vreemdelingen die zij in Nederland een dienst laten uitvoeren. Wel geldt voor hen op grond van de Wet arbeid vreemdelingen de notificatieplicht. Deze houdt in dat de buitenlandse dienstverleners vooraf betrouwbare informatie over het bedrijf, de dienstverlening en de identiteit van hun werknemers moeten verschaffen. In de melding moet het volgende worden aangegeven:

  • welke werkzaamheden worden verricht;
  • bij welke opdrachtgever in Nederland;
  • de plaats van de werkzaamheden;
  • de duur van de werkzaamheden.

Voor de notificatieplicht bij grensoverschrijdende dienstverlening geldt dat het moet gaan om tijdelijke dienstverlening in Nederland door een buitenlands bedrijf. Het gaat om het gedurende een bepaalde periode uitvoeren van bepaalde afgeronde werkzaamheden (een ‘klus’). Hierbij geldt dat de werknemers van de dienstverlener in het vestigingsland van de dienstverlener mogen wonen en daar werken. De dienstverlening bestaat dus niet uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (bijvoorbeeld een uitzendbureau of detacheringsbureau). 

Ondernemingen die niet voldoen aan deze verplichting en evenmin een werkvergunning hebben, lopen het risico dat de Inspectie SZW hun een boete oplegt. Zowel de betrokken dienstverlener als de opdrachtgever in Nederland en eventuele intermediairs kunnen beboet worden. Tot 1 maart 2020 kon er aan het UWV worden gemeld. Vanaf 1 maart 2020 kan er gemeld worden via de website www.postedworkers.nl. Het meldloket is overigens al op 1 feburari 2020 opengegaan.

Tot slot

De ketenaansprakelijkheid kan grote financiële gevolgen voor uw onderneming hebben. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Europese uitspraak

ZonnepanelenHet Europese Hof bepaalde in 2013 dat een particulier met zonnepanelen op zijn woning kan worden aangemerkt als btw-ondernemer. Een Oostenrijkse particulier, de heer Fuchs, installeerde zonnepanelen op het dak van zijn woning. De elektriciteit die hij produceerde met deze zonnepanelen, leverde hij terug aan het openbare elektriciteitsnet. Het Europese Hof besliste dat de heer Fuchs voor het leveren van elektriciteit aan het openbare elektriciteitsnet btw-ondernemer is. Hij moet dus btw afdragen over de opbrengst van de elektriciteit die hij teruglevert. Hij mag echter ook de btw die hij betaalt op de aankoop en op het onderhoud van de zonnepanelen in aftrek brengen.

Btw terugvragen

Deze uitspraak van het Europese Hof werkt ook door in Nederland en heeft tot gevolg dat u de btw op de aankoop en op het onderhoud van zonnepanelen op uw woning kunt terugvragen, ook als u deze als particulier aanschaft! U moet wel bij de Belastingdienst aangemerkt staan als btw-ondernemer. Hiervoor moet u zich aanmelden bij deze dienst. Als de zonnepanelen tot een (huwelijks)goederengemeenschap behoren, kan alleen de persoon die op de energienota staat vermeld zich aanmelden als ondernemer.

Let op! Als u zich niet aanmeldt als btw-ondernemer, kunt u ook geen btw terugvragen. Daarnaast mag u dan ook geen btw in rekening brengen.

Aanmelden als ondernemer voor de btw

U kunt zich eenvoudig als ondernemer aanmelden met het formulier ‘Opgaaf zonnepaneelhouders’. U kunt dit formulier downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Als de Belastingdienst geen vragen heeft, ontvangt u een btw-aangifte over het tijdvak waarin u de zonnepanelen heeft gekocht. Door aangifte te doen, vraagt u de btw over de zonnepanelen terug. De termijn is vanaf dit jaar zes maanden na het jaar van aanschaf. Koopt u in 2020 dus zonnepanelen, dan moet u de btw vóór 1 juli 2021 terugvragen.

Let op! Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht een ambtshalve teruggaveverzoek voor de btw indienen. Wordt dit afgewezen, dan kunt u niet in beroep bij de rechter.

Vergoeding voor levering

De Belastingdienst merkt u als btw-ondernemer aan als u regelmatig en tegen vergoeding stroom levert aan uw energieleverancier. Het gaat hierbij om kleinverbruikaansluitingen (3 x 80A). Van vergoeding is alleen sprake als u van uw energieleverancier voor de door u geleverde stroom een bedrag ontvangt. Nederland kent de zogenaamde salderingsregeling. Hierbij wordt de door u geleverde stroom verrekend met de door u afgenomen stroom. Ook in het geval van saldering is echter sprake van een vergoeding voor de door u geleverde stroom.

Tip! Indien u meer stroom verbruikt dan u levert, bent u in principe ook gewoon btw-ondernemer. In de praktijk zullen er immers altijd momenten zijn dat u meer stroom opwekt dan u op dat moment verbruikt.

Het maakt overigens niet uit of u een zogenaamde slimme meter heeft of een analoge (terugdraai)meter. Voor beide meters geldt een vergoeding.

Let op! De salderingsregeling zal vanaf 2023 geleidelijk worden afgebouwd, wat betekent dat particulieren een deel van de energiebelasting niet meer terugkrijgen van de overheid. Vanaf 2031 krijgt men de energiebelasting helemaal niet meer terug.

Het gehele btw-bedrag?

Over het algemeen zult u niet het volledige btw-bedrag terugkrijgen. U moet namelijk btw betalen over de vergoeding voor de stroom die u teruglevert en in de meeste gevallen voor de stroom die u zelf verbruikt. Daarnaast is de hoogte van uw teruggaaf afhankelijk van het soort zonnepanelen: geïntegreerd of niet-geïntegreerd.

Geïntegreerde zonnepanelen

Dit zijn zonnepanelen die ook de functie van dakbedekking vervullen. Bij deze zonnepanelen mag slechts een deel van het btw-bedrag afgetrokken worden. Het deel dat betrekking heeft op de functie van dakbedekking of op de stroom die u zelf verbruikt, kunt u niet in aftrek brengen.

Niet-geïntegreerde zonnepanelen

Dit zijn zonnepanelen die op bestaande dakbedekking worden aangebracht en niet als dakbedekking dienen. Bij deze zonnepanelen kunt u in principe het gehele btw-bedrag van de factuur voor de aanschaf en installatie van de zonnepanelen in aftrek brengen.

Btw-correcties

Op uw btw-aftrek moet u dus nog een correctie aanbrengen voor de teruglevering van stroom en het privégebruik. Deze btw berekent u over de marktprijs (de prijs inclusief energiebelasting, maar exclusief btw die u voor stroom aan uw energieleverancier moet betalen).

Forfait

Omdat in de praktijk vaak moeilijk is vast te stellen hoeveel stroom u teruglevert en hoeveel stroom u zelf direct verbruikt, kan de btw-correctie ook berekend worden aan de hand van een forfait. Het forfait is afhankelijk van het opwekvermogen van uw zonnepanelen:

Opwekvermogen in Wattpiek per jaar Forfait niet-geïntegreerde zonnepanelen Forfait geïntegreerde zonnepanelen
0 – 1000 € 20 € 5
1001 – 2000 € 40 € 10
2001 – 3000 € 60 € 20
3001 – 4000 € 80 € 30
4001 – 5000 € 100 € 40
5001 – 6000 € 120 € 50
6001 – 7000 € 140 € 60
7001 – 8000 € 160 € 70
8001 – 9000 € 180 € 80
9001 – 10.000 € 200 € 90

Wilt u het forfait toepassen en is sprake van geïntegreerde zonnepanelen? Dan mag u slechts 1/3 van het btw-bedrag van uw zonnepanelen in aftrek brengen.

Let op! Als u gebruikmaakt van de forfaits, mag u geen btw in rekening brengen aan uw energieleverancier.

U bent geen btw verschuldigd over de subsidie die u heeft ontvangen voor de aanschaf van de zonnepanelen.

Geen forfaits?

Wilt u geen gebruikmaken van de forfaits, dan dient u zelf vast te stellen hoeveel stroom u teruglevert en (bij niet-geïntegreerde zonnepanelen) hoeveel stroom u direct zelf verbruikt. Uw energieleverancier moet dan btw aan u in rekening brengen over alle stroom die aan u geleverd is, zonder rekening te houden met uw teruglevering. Daarnaast moet u over uw teruglevering btw in rekening brengen aan uw energieleverancier.

Kleineondernemersregeling per 2020

Als uw omzet exclusief btw minder dan € 20.000 per jaar bedraagt, kunt u als ondernemer gebruikmaken van de kleineondernemersregeling. Dit geldt ook voor particulieren met zonnepanelen die zich als ondernemer hebben aangemeld. U hoeft dan geen btw in rekening te brengen, kunt geen btw meer aftrekken en u hoeft geen btw-aangifte te doen. U moet wel uw omzet bijhouden.

Tip! Het is waarschijnlijk het voordeligst als u in het jaar van aanschaf nog niet voor de nieuwe regeling opteert, aangezien u dan de btw op de aanschaf van de zonnepanelen ook niet kunt terugkrijgen. Na drie jaar kunt u dan alsnog voor de nieuwe regeling kiezen.

Teruggave btw op deel van woning?

Door de energieopwekking van de zonnepanelen op uw woning wordt een deel van het pand (het dak) zakelijk gebruikt. De rechter heeft beslist dat daarom ook de btw die drukt op dit deel van het pand kan worden afgetrokken. Deze uitspraak had betrekking op geïntegreerde zonnepanelen, een andere op niet-geïntegreerde zonnepanelen. In hoger beroep is beslist dat de btw op het pand niet deels kan worden afgetrokken. Het is nog niet duidelijk of deze uitspraken ook in cassatie in stand blijven. U kunt daarom in soortgelijke situaties het beste uw rechten veiligstellen door de aftrek ook te claimen. Wijst de fiscus dit af, ga dan in bezwaar en beroep.

WOZ-waarde

De rechter heeft eerder beslist dat door het plaatsen van zonnepanelen de WOZ-waarde van uw pand toeneemt. Dit betekent onder meer dat u als eigenaar een hogere aanslag OZB krijgt en een hoger eigenwoningforfait moet opgeven bij de aangifte als u over een eigen woning beschikt. Het maakt niet uit of u geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen heeft geplaatst. Ook het feit dat u de zonnepanelen weer kunt demonteren bij verhuizing, is niet van belang.

Tot slot

Als particulier kunt u de btw op de aanschaf en onderhoud van zonnepanelen op uw woning terugvragen. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de voorwaarden. Wilt u meer weten? Neem dan contact met ons op.

Let op! Daar waar regelingen (tijdelijk) zijn gewijzigd als gevolg van corona, is dat in de tekst opgenomen. Deze advieswijzer is geschreven met de kennis van vrijdag 12 juni.

Subsidieregeling Praktijkleren

SchoolDe subsidieregeling Praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijkleerplaatsen te bieden. U ontvangt een tegemoetkoming voor de kosten die u als werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Tevens kunt u een tegemoetkoming krijgen voor de loon- en begeleidingskosten voor een promovendus of een technologisch ontwerper in opleiding (toio).

De subsidieregeling richt zich vooral op:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Voor welke leerlingen kunt u subsidie aanvragen?

U komt niet voor elke leerling die bij u werkt voor subsidie in aanmerking. De regeling geldt voor de volgende doelgroepen:

  • Leerlingen die een leer-werktraject volgen in het vmbo, gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding. Het als leer-werktraject ingerichte 3e en 4e leerjaar van de opleiding komt in aanmerking voor de subsidie.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg) in het mbo volgen.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding volgen in de landbouw, horeca of recreatie. Deze subsidie is nieuw vanaf studiejaar 2019/2020 en komt boven op de gewone bbl-subsidie voor het mbo.
  • Studenten die een duale of deeltijd hbo-opleiding Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving volgen. Het gaat hierbij om opleidingen die een praktijkdeel als verplicht onderdeel kennen.
  • Promovendi en technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s) die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
  • Promovendi en toio’s die in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen. Voorwaarde is wel dat ze dit doen op basis van een tussen de rechtspersoon en de universiteit gesloten overeenkomst.
  • Leerlingen in het laatste schooljaar van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) die onderwijs volgen in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of in een leer-werktraject binnen het uitstroomprofiel ‘vervolgonderwijs’.
  • Leerlingen die in het laatste jaar van het Praktijkonderwijs (PRO) zitten.
  • Leerlingen die een vmbo-entreeopleiding volgen. Het moet gaan om een basisberoepsgerichte leerweg in het voortgezet onderwijs die is ingericht als entreeopleiding en wordt verzorgd als beroepsbegeleidende leerweg.

U komt niet voor subsidie in aanmerking als het gaat om deelnemers aan een voltijd hbo- of universitaire opleiding. Ditzelfde geldt voor mbo-bol-opleidingen, EVC-trajecten, deelnemers aan de Derde Leerweg (OVO) en hbo-opleidingen die niet vallen onder Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving. Maatwerktrajecten in het mbo en hbo komen alleen voor subsidie in aanmerking als deze volledig voldoen aan de eisen van een volledig onderwijsprogramma mbo-bbl of hbo-Techniek, hbo-Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of hbo-Landbouw en Natuurlijke omgeving. Afstudeerstages komen niet in aanmerking voor subsidie.

Tip! Sommige buitenlandse opleidingen komen ook in aanmerking voor subsidie als deze vergelijkbaar zijn met een Nederlandse opleiding voor mbo (bbl) of hbo (duaal/deeltijd in de sectoren Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving). U dient dan wel in het bezit te zijn van een verklaring dat de buitenlandse opleiding vergelijkbaar is. Deze verklaring kunt u aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Wat is een praktijkleerplaats?

De subsidie wordt toegekend per gerealiseerde praktijkleerplaats. Voor het vmbo, mbo, entreeopleiding vmbo, VSO en PRO wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 augustus tot en met 31 juli daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in aanmerking te komen, dient minimaal 40 weken onderricht in de praktijk in het studiejaar te hebben plaatsgevonden. Voor het hbo wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 september tot en met 31 augustus daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in aanmerking te komen, dient minimaal 42 weken onderricht in de praktijk te hebben plaatsgevonden in het studiejaar. Elke week waarin onderricht is gegeven, telt mee. Het maakt hierbij niet uit op hoeveel dagen in die week begeleiding is gegeven. Een week waarin geen begeleiding is gegeven, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, telt niet mee als gerealiseerde praktijkleerplaats. Het subsidiebedrag wordt dan naar rato verlaagd.

Actualiteit corona
Werkgevers kunnen als gevolg van corona in de periode van 16 maart 2020 tot en met 19 mei 2020 te maken hebben gehad met gedwongen sluiting of een sluiting vanwege de RIVM-richtlijnen. Ook voor deze weken hebben werkgevers – in afwijking van de hoofdregel – recht op subsidie praktijkleren, ook als geen daadwerkelijk onderricht plaatsvond.

Let op! Met ingang van het studiejaar 2016/2017 kunnen mbo-bbl-leerlingen ook beroepspraktijkvorming voor een keuzedeel volgen. Hierop is de subsidieregeling praktijkleren niet van toepassing. Alleen de beroepspraktijkvorming voor de kwalificatie van de opleiding komt in aanmerking voor subsidie. De subsidie wordt alleen verstrekt voor de normale duur van de opleiding. Er wordt geen subsidie ontvangen voor vertraging waarbij de normale duur van de opleiding wordt overschreden. Tijdens het tussentijds stopzetten van de opleiding, bijvoorbeeld vanwege zwangerschapsverlof, bestaat geen recht op subsidie. Na hervatting van de opleiding bestaat weer recht op subsidie totdat het maximum (de normale duur van de opleiding) is behaald.

Voorwaarden voor subsidie

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u een erkend leerbedrijf zijn voor vmbo’ers/ mbo’ers, bepaalde leerlingen uit het VSO/PRO en leerlingen uit de entreeopleiding vmbo. Als het gaat om hbo’ers, promovendi en toio’s, moet u door een onderwijsinstelling zijn aangemerkt als een onderneming die een goede begeleiding geeft. Daarnaast moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Er is een geldige (leer-werk)overeenkomst.
  • De beroepsopleiding van de leerling valt binnen de doelgroepen waarvoor de subsidie geldt.
  • De beroepsopleiding richt zich op een volledig diploma.
  • De beroepsopleiding is opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo) voor mbo of het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) voor hbo.
  • De beroepsopleiding voldoet aan de kwaliteitsnormen die de onderwijswetgeving voorschrijft.

U hoeft geen volledig jaar begeleiding te geven om voor subsidie in aanmerking te komen. Voor het vmbo en mbo, de entreeopleiding vmbo en PRO/VSO gelden nog de volgende, aanvullende voorwaarden:

Niveau  Voorwaarden
vmbo 3e en 4e leerjaar
  • buitenschools praktijkgedeelte met minimaal 640 klokuren en maximaal 1280 klokuren per studiejaar
  • in elke schoolweek binnenschools onderricht gericht op behalen van startkwalificatie
mbo-bbl
  • minimaal 200 begeleide onderwijsuren per studiejaar door de onderwijsinstellingen
  • minimaal 610 klokuren beroepspraktijkvorming in het leerbedrijf
entreeopleiding vmbo
  • minimaal 200 begeleide onderwijsuren
  • minimaal 610 klokuren beroepspraktijkvorming
PRO/VSO
  • minimaal 640 klokuren aan beroepspraktijkvorming
  • minimaal één dag per week binnenschools onderwijs
  • maximaal 4 stagedagen per week
  • duur van de stage is maximaal 50% van de uren dat onderwijs wordt verzorgd

Administratieve verplichtingen

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u de volgende gegevens in uw administratie vastleggen:

  • Een getekende (leer-werk)overeenkomst.
  • Een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming. U kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van uw digitale tijdschrijfsysteem, een presentielijst of een geldig arbeidscontract in combinatie met een verzuimregistratie.
  • Een administratie waaruit de begeleiding van de deelnemer blijkt. Door middel van een projecturenregistratie of een digitaal tijdschrijfsysteem kunt u de daadwerkelijke uren laten zien.
  • Een administratie waaruit blijkt hoe en welke kwalificaties van de beroepsvorming zijn behaald. Hierbij moet u denken aan een werkboek van de leerling en gespreks-, beoordelings- en evaluatieverslagen.
  • Een kopie van het diploma.

Hoogte van de subsidie

Omdat de subsidie afhankelijk is van het aantal subsidieaanvragen, is de hoogte van de subsidie voor 2020 nog niet zeker. De verdeling van de beschikbare subsidie vindt jaarlijks plaats na afloop van het studiejaar over alle werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend én voldoen aan de eisen voor de subsidie. Het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 2.700 per praktijkleerplaats.

De beschikbare subsidie per categorie is voor 2019 vastgesteld op:

Categorie Bedrag
Vmbo/VSO/PRO/entreeopleiding vmbo € 1,3 mln.
Mbo € 196,8 mln.
Hbo € 3,1 mln.
Promovendi/toios € 2,8 mln.

Aanvraag van de subsidie

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling uit. De subsidie geldt per studiejaar. U vraagt de subsidie aan na afloop van het studiejaar door middel van een digitaal aanvraagformulier. Voor het studiejaar 2019/2020 kunt u vanaf 1 juli 2020 tot en met uiterlijk 16 september 2020 (vóór 17.00 uur) de subsidie aanvragen. Aanvragen die later door RVO.nl worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Tip! Om het digitale aanvraagformulier in te vullen, heeft u eHerkenning nodig. Voorkom dat u te laat beschikt over eHerkenning en vraag deze tijdig aan.

Let op! RVO.nl kan nog tot vijf jaar na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt controles uitvoeren. U heeft dan ook de plicht om alle relevante documenten te bewaren tot vijf jaar na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt.

Actualiteit corona
In verband met corona is het mogelijk in de periode van 2 juni 2020 09.00 uur tot en met 30 juni 2020 17.00 uur een voorschot aan te vragen. Let op, dit geldt alleen voor bbl-praktijkleerplaatsen in het mbo voor begeleiding gegeven in de periode 1 augustus 2019 tot en met 31 maart 2020. De werkgever moet dan ook een definitieve aanvraag praktijksubsidie indienen. Het voorschot wordt hiermee verrekend.

SLIM-subsidie

Sinds maart 2020 is er een nieuwe subsidie voor werkgevers voor het verder laten ontwikkelen van werknemers in het mkb. Een bedrijf wordt voor deze regeling als mkb-bedrijf aangemerkt als er minder dan 250 personen werkzaam zijn en bovendien de jaaromzet niet meer dan € 50 mln. bedraagt en/of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan € 43 mln. bedraagt.

De subsidie kent afzonderlijke voorwaarden voor individuele mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven. De subsidie kan aangevraagd worden voor toekomstige activiteiten, zoals het opstellen van een ontwikkelplan waaruit de scholingsbehoefte van de onderneming blijkt, loopbaan- of ontwikkeladviezen en het aanbieden van praktijkleerplaatsen.

De hoogte van de maximale subsidie varieert per doelgroep en bedraagt voor de individuele middelgrote mkb-ondernemers 60% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 24.999 (gemaximeerd tot € 20.000 voor landbouwbedrijven.

De eerste termijn voor aanvraag van de subsidie voor individuele mkb-ondernemingen is inmiddels gesloten. Een tweede termijn staat gepland voor 1 september 2020 09:00 tot 30 september 2020 17.00 uur. Voor samenwerkingsverbanden in het mkb en het grootbedrijf in de landbouw-, horeca- of recreatiesector staat de termijn van aanvraag nog open tot 30 juni aanstaande (17.00 uur). Voor meer informatie over de voorwaarden voor de subsidie en de aanvraag, ga naar www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

Financiële bijdrage van O&O-fondsen

Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen kunnen financieel bijdragen aan de scholing van werknemers in hun branche. Deze fondsen worden meestal in het leven geroepen door de werkgevers- en werknemersorganisaties in een bepaalde branche en worden gevuld met bijdragen van aangesloten bedrijven. Afspraken hierover worden gemaakt in cao’s. Alle O&O-fondsen hebben loopbaanadviseurs in dienst die kunnen helpen bij scholings- en opleidingstrajecten voor uw werknemers. Sommige O&O-fondsen bieden ook zelf cursussen aan of ontwikkelen scholingsprojecten voor de branche. Wilt u een financiële bijdrage van het O&O-fonds ontvangen, neem dan contact op met uw brancheorganisatie, want de exacte mogelijkheden en voorwaarden verschillen per sector.

Tip! Bekijk hier een overzicht van alle erkende O&O-fondsen.

Fasen van bedrijfsoverdracht

AdministratieWilt u uw bedrijf in de toekomst overdragen, houd dan rekening met de volgende acht fasen van het verkoopproces.

Fase 1: wensen in kaart brengen

Waarom wilt u uw bedrijf verkopen, aan wie wilt u het bedrijf verkopen en wat wilt u gaan doen na de verkoop? Het is belangrijk dat u eerst voor uzelf in kaart brengt wat uw persoonlijke en financiële wensen zijn. Dit kan u helpen in het latere verkoopproces.

Fase 2: de voorbereiding

In deze fase vindt een analyse van uw bedrijf plaats. Er wordt gekeken naar de markt waarin de onderneming opereert, de financiële situatie, de kwaliteit van het management en de organisatie van het bedrijf. Deze bevindingen worden vastgelegd in een informatiememorandum. Serieus geïnteresseerde kandidaten kunnen dit memorandum in een latere fase ter inzage krijgen.

Fase 3: verkoopklaar maken

Een bedrijf dat te koop wordt aangeboden, moet in goede conditie verkeren. Het is noodzakelijk dat u solide jaarrekeningen van ongeveer vijf achtereenvolgende jaren kunt overleggen. De jaarrekening moet een juist beeld geven van de winstgevendheid van het bedrijf, maar ook een schone balans is van groot belang.

Wellicht staan er op de balans bepaalde activa die u ook privé gebruikt. Privéschulden aan de bv kunnen maar beter worden afgelost. Daarnaast moet ook de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen overeenkomen met wat in de branche gebruikelijk is.

Verder is het zaak de juridische en fiscale structuur van de onderneming zo sterk mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld zinnig zijn om onroerend goed in een aparte vennootschap onder te brengen of een holdingstructuur met één of meer werkmaatschappijen te creëren. Het wijzigen van de structuur van uw bedrijf kan soms grote fiscale voordelen opleveren. Tijd speelt daarbij een belangrijke rol, want soms gelden wettelijke termijnen van een aantal jaren en vaak is ook terugwerkende kracht maar beperkt mogelijk.

Fase 4: waardebepaling

Al vrij vroeg in het hele overdrachtsproces wordt de waarde van uw bedrijf bepaald. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Van liquidatiewaarde tot de discount cashflowmethode en van intrinsieke waarde tot de goodwillmethode. Welke methode ook wordt gebruikt, de exacte waarde van een onderneming vaststellen is een utopie; het gaat altijd om een bandbreedte. Behalve cijfers spelen namelijk ook subjectieve waarderingen, zoals marktprognoses en groeimogelijkheden, een belangrijke rol, iets wat in deze onzekere tijd vanwege het coronavirus ook voor een deel ‘koffiedik kijken’ is. Eén ding is zeker: de waarde ligt altijd in de toekomstige opbrengsten en nooit in de resultaten die in het verleden zijn behaald.

Fase 5: prijsbepaling

Is uw bedrijf helemaal verkoopklaar en is de waarde bepaald, dan is het tijd om de verkoopprijs vast te stellen. Stelt u zich daarbij de volgende vragen:

  • Wat wil ik minimaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat kan ik maximaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat is een reële verkoopprijs?

Door vooraf goed zicht te hebben op de verkoopprijs, verstevigt u uw onderhandelingspositie met een mogelijke koper.

Let op! Bent u van plan uw bedrijf binnen uw familie over te dragen, dan bent u wellicht geneigd genoegen te nemen met een lagere verkoopprijs. Echter, als u uw bedrijf overdraagt tegen een niet-marktconforme prijs kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een schenking en is er in beginsel schenkbelasting verschuldigd.

Fase 6: geschikte koper zoeken

In deze fase gaat u op zoek naar een mogelijke koper. Dat kan een onbekende zijn, maar ook een zoon of dochter, een werknemer binnen uw bedrijf of iemand uit uw zakelijke netwerk. Heeft u nog geen geschikte kandidaat, dan kunt u met uw bedrijf de markt opgaan.

Op internet zijn verschillende zoekmogelijkheden aanwezig. Zo vindt u op Ondernemersplein.nl een handig overzicht van de belangrijkste databanken voor de koop en verkoop van bedrijven. Alvorens u de markt opgaat, is het belangrijk dat u een korte profielschets van uw bedrijf maakt om interesse van potentiële kopers te wekken.

Fase 7: onderhandelingsfase

Heeft u eenmaal een potentiële koper gevonden, dan start de onderhandelingsfase. Het is belangrijk om alle handelingen schriftelijk vast te leggen. Zodra duidelijk is dat een potentiële koper echt geïnteresseerd is, wordt het tijd om belangrijke informatie uit te wisselen.

Door het opstellen van een vertrouwelijkheidsovereenkomst, voorkomt u dat onzorgvuldig met deze informatie wordt omgesprongen. Als beide partijen vertrouwen hebben in de uitkomst van de onderhandelingen, is het gebruikelijk om elkaars intenties op papier vast te leggen met een ‘intentieovereenkomst’ (‘letter of intent’).

Na de intentieovereenkomst zal de potentiële koper de informatie die u als verkoper heeft verstrekt, willen toetsen. Daarvoor dient het due-diligenceonderzoek. In de meeste gevallen is dit een zo breed mogelijk onderzoek naar het bedrijf. Alle juridische, fiscale, financiële en bedrijfseconomische aspecten komen aan bod.

Zodra beide partijen in de onderhandelingsfase op hoofdpunten een akkoord hebben bereikt, kan een voorovereenkomst worden gesloten.

Fase 8: verkoop

Als de onderhandelingsfase is afgerond, kan de definitieve koopovereenkomst worden gesloten. Als u een bv verkoopt, is nog een gang naar de notaris nodig. Daar worden de aandelen officieel overgedragen. Nadat u de koopsom heeft ontvangen, is uw bedrijf definitief verkocht.

Alhoewel de overdracht nu is afgerond, wil dat nog niet zeggen dat u alle banden met uw onderneming heeft doorgesneden. Misschien blijft u nog actief betrokken bij de onderneming. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u afspraken heeft gemaakt over de koopsom, waarbij de uiteindelijke hoogte mede wordt bepaald door de toekomstige resultaten van de onderneming.

Fiscale gevolgen

Bij een bedrijfsoverdracht krijgt u altijd te maken met de fiscus. Daarbij maakt het verschil of het gaat om bijvoorbeeld de overdracht van een eenmanszaak of van een bv. Vaak zal er moeten worden afgerekend, maar dat hoeft niet altijd. Er is namelijk een aantal ‘verzachtende regelingen’. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij:

  • De inkomstenbelasting kent onder andere een doorschuiffaciliteit bij de overdracht van een eenmanszaak of een aandeel in een vennootschap onder firma. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus en gaan de fiscale claims over op de koper.
  • Dit hoeft niet altijd voordeliger te zijn, dus is het voor u en voor de koper van belang vooraf de voordeligste optie te laten berekenen.
  • De inbreng van een onderneming in een bv tegen uitreiking van aandelen kan geruisloos plaatsvinden.
  • Voor de aanmerkelijkbelanghouder is er een doorschuiffaciliteit, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie of juridische splitsing.
  • Ook de vennootschapsbelasting kent een aantal doorschuiffaciliteiten, zoals de bedrijfsfusiefaciliteit.
  • Vanaf 2010 is er een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen is er een doorschuiffaciliteit.
  • De Successiewet kent de bedrijfsopvolgingsregeling. Een verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voor 100% voorwaardelijk vrijgesteld van erf- of schenkbelasting als de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.102.209. Is de onderneming meer waard, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over het meerdere.

Tot slot

De koop en verkoop van een bedrijf is een uitermate complexe aangelegenheid. Daarbij spelen bedrijfseconomische, juridische, fiscale, financiële en sociale aspecten een grote rol. Neem voor advies op maat contact met ons op.