Fiscaal vriendelijk rijden wordt steeds lastiger, nu de autobelastingen de laatste jaren zijn aangescherpt. Het kan nog wel, maar de voordelen zijn voor een steeds kleinere groep beschikbaar. In deze advieswijzer een blik op de fiscale toekomst van de auto.

Auto

Rijdt u in een milieuvriendelijke auto, dan heeft u kunnen genieten van een groot aantal fiscale voordelen. De afgelopen jaren zijn deze voordelen steeds verder teruggeschroefd. Hoewel nog beperkter, kunt u ook in 2025 gebruikmaken van een aantal fiscale voordelen.

Bijtelling privégebruik auto

Voor de meeste nieuwe auto’s van de zaak waarmee ook privé wordt gereden, geldt vanaf 2017 een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm). Alleen voor auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een korting op de bijtelling. Die korting geldt in de maand van tenaamstelling en in de volgende 60 volle maanden. Daarna wordt de bijtelling jaarlijks opnieuw bepaald aan de hand van de dan geldende tarieven. Auto’s zonder uitstoot die in 2020 op kenteken zijn gezet, kennen in een deel van 2025 nog bijtelling van 8%. In de loop van 2025 zal voor deze auto’s de bijtelling moeten worden herzien op basis van de regels van 2025 (zie hierna). 

2020

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2020 op naam zijn gesteld geldt een lagere bijtelling van 8% tot een cataloguswaarde van € 45.000 en 22% over het meerdere. Deze bijtelling geldt ook voor auto’s op waterstof, maar ook nu over de gehele cataloguswaarde.

2021

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2021 op naam zijn gesteld geldt een lagere bijtelling van 12% over een cataloguswaarde van € 40.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2021 een bijtelling van 12% over de gehele cataloguswaarde.

2022

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2022 op naam zijn gesteld geldt een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 35.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2022 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde

2023

Voor elektrische auto’s die in 2023 op naam zijn gesteld, geldt een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2023 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde.

2024

Voor elektrische auto’s die in 2024 op naam zijn gesteld, geldt een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2024 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde. 

2025

Voor nieuwe auto’s gelden in 2025 de volgende bijtellingspercentages en CO2-grenzen:

 Soort auto  Bijtelling  CO2-uitstoot
 Elektrisch  17% tot € 30.000/22% over meerdere  0
 Waterstof  17%  0
 Zonnecel  17%  0 
 Overig  22%  > 0

Het aanscherpen van de CO2-grenzen heeft niet tot gevolg dat u elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage wordt geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft voor alle auto’s gedurende 60 maanden geldig. Na deze periode wordt de bijtelling vastgesteld aan de hand van de dan geldende percentages.

Let op! Een auto met datum eerste toelating tot de weg van uiterlijk 31 december 2016 krijgt na 60 maanden geen bijtelling van 22%, maar van 25%. Dit is alleen anders als het een auto betreft die geen CO2 uitstoot. Auto’s die geen CO2 uitstoten, krijgen in 2025 een korting van 5% op de normale bijtelling tot een cataloguswaarde van €30.000. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor een elektrische auto uit 2016 in 2025 een bijtelling geldt van 20% (25% -/- 5%) tot een cataloguswaarde van € 30.000. Daarboven is de bijtelling 25%. Voor een elektrische auto die in 2017 voor het eerst op kenteken is gezet, gaat in 2025 een bijtelling gelden van 17% (22% -/- 5%) tot een cataloguswaarde van € 30.000 en van 22% over het meerdere. Auto’s die de periode van 60 maanden achter de rug hebben, lopen dus jaarlijks mee met de wettelijke wijzigingen in de bijtelling.

Tip! BVoor ondernemers in de inkomstenbelasting blijft de bijtelling beperkt tot maximaal het bedrag dat in een jaar aan autokosten ten laste van de winst is gebracht.

Vanaf 2026

Vanaf 2026 is er nog maar één bijtellingspercentage van 22% en is er dus geen voordeel meer voor auto’s zonder CO2-uitstoot.

Minder dan 500 kilometer?

Een bijtelling kan overigens helemaal achterwege blijven indien u kunt bewijzen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto heeft gereden. Woon-werkkilometers worden daarbij gezien als zakelijk, ook als u thuis gaat lunchen.

Let op! Is uw auto ouder dan 15 jaar? Dan bedraagt de standaardbijtelling niet 22% van de cataloguswaarde, maar 35% van de waarde in het economisch verkeer.

Milieu-investeringsaftrek

Er bestaat in 2025 geen recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor personenauto’s en  bestelauto’s. Voor waterstofpersonen- en bestelauto’s bedraagt de MIA 45% voor maximaal 90% van het bedrag van de investering. Voor personenauto’s geldt daarbij een maximum van €75.000, voor bestelauto’s van €125.000. 

Let op! is er voor de investering al subsidie ontvangen vanuit de Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWIM),dan kan er waarschijnlijk geen gebruik meer worden gemaakt van de milieu-investeringsaftrek.

Voor de zonnecelpersonenauto’s bedraagt de MIA 36% tot maximaal 90% van het investeringsbedrag met een maximum van € 100.000.
Onderstaand de regelingen op een rij.

 Soort auto  MIA %  Maximaal investeringsbedrag
 Waterstofpersonenauto  45%  € 75.000
 Zonnecelpersonenauto  36%  € 100.000
 Waterstofbestelauto  45%   € 125.000

Melding RVO

Om in aanmerking te komen voor MIA, is een tijdige melding van de investering bij RVO noodzakelijk. De investering moet worden gemeld binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting. Het moment van ingebruikname of facturering is daarbij niet van belang. Het moment van ingebruikname en/of betaling kan wel van belang zijn voor het moment waarop u de aftrek kunt effectueren in de aangifte inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Motorrijtuigenbelasting

De hoogte van de motorrijtuigenbelasting (mrb) is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de CO2-uitstoot van uw auto. Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km geldt in 2025 een korting van 75% op het normale MRB-tarief. Voor plug-in hybrides met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km geldt in 2025 een korting van 25% op het normale MRB-tarief.

Ondernemers betalen voor een bestelauto minder mrb. Voorwaarde is dat de bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Dit moet u desgevraagd aannemelijk kunnen maken, maar een kilometeradministratie is niet vereist. Voor elektrische bestelauto’s geldt daarnaast een korting van 75% op het tarief voor zakelijk gebruikte bestelauto’s.

Bpm

Als uw auto op kenteken wordt gezet, wordt bpm geheven. De hoogte van de bpm is voor personenauto’s gebaseerd op de CO2-uitstoot. Er geldt vanaf 2025 geen vrijstelling bpm meer voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Er geldt nog wel een vrijstelling bpm voor bestelauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor personenauto’s waarvoor geen vrijstelling geldt, is de bpm hoger naarmate de CO2-uitstoot groter is.

Let op! De bpm-vrijstelling voor ondernemers is per 2025 afgeschaft. De vrijstelling geldt nog wel voor bestelauto’s die vóór 2025 zijn aangeschaft, mits voldaan blijft worden aan de daarvoor geldende voorwaarden. Dit betekent onder meer dat de bestelauto voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt.

Tot slot

Het aanschaffen van een energiezuinige auto levert ook in 2025 nog een aantal fiscale voordelen op. Over deze fiscale voordelen in het algemeen heeft u in deze advieswijzer kunnen lezen. Neem voor uw specifieke situatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Zet ik de auto op de zaak of houd ik hem liever privé? Wat is fiscaal de beste optie? Wat zijn voor mij de belangrijkste voor- en nadelen van zakelijk rijden en wat weegt dan het zwaarst? Vragen waar veel ondernemers mee worstelen. In deze advieswijzer zetten we een aantal regels voor u op een rij, zodat u voor uzelf gemakkelijker de balans kunt opmaken.

Auto

Rekensom is niet eenvoudig

Het is niet eenvoudig om te beoordelen wat voordeliger is: een auto op de zaak of in privé rijden. De beoordeling is namelijk afhankelijk van een groot aantal factoren, zoals de hoogte van de afschrijvingen, de onderhoudskosten, de verzekeringskosten, de motorrijtuigenbelasting, eventuele financieringskosten, de CO2-uitstoot van de auto, het aantal in een jaar te rijden privé- en zakelijke kilometers en de btw-gevolgen. Als u deze gegevens helder voor ogen zou hebben, kunt u berekenen wat het voordeligst is. Over het algemeen zijn deze gegevens echter niet volledig bekend en zal van schattingen moeten worden uitgegaan. De werkelijkheid kan dan afwijken van de berekeningen. Vervolgens moet u ook nog rekening houden met belastingtarieven en inkomensafhankelijke heffingskortingen, die ook nog eens regelmatig wijzigen.

Let op! Bent u ondernemer in de inkomstenbelasting, dan mag u doorgaans kiezen of u de auto tot uw ondernemingsvermogen rekent of tot uw privévermogen. Die keuze heeft u echter niet als u maar maximaal 500 kilometer per jaar privé met de auto rijdt. U moet de auto dan verplicht tot het ondernemingsvermogen rekenen. Rijdt u minder dan 10% van het aantal kilometers zakelijk, dan moet u de auto verplicht tot het privévermogen rekenen.

Auto van de zaak

De auto van de zaak heeft een aantal voordelen:

  • Als u de auto tot het ondernemingsvermogen rekent, worden de aanschaf- en alle overige (auto)kosten betaald door uw onderneming.
  • U kunt de overige autokosten – denk aan bijvoorbeeld onderhoud, brandstof, verzekering, motorrijtuigenbelasting, maar ook financiering-, parkeer- en waskosten – aftrekken van de winst van uw onderneming en bovendien jaarlijks de afschrijving op de auto ten laste van de winst brengen.
  • Voor auto’s zonder CO2-uitstoot op waterstof of zonnecellen heeft u recht op milieu-investeringsaftrek (zie hierna). Dat geldt niet voor de eventuele laadpaal.

Schaft u in 2025 een milieuvriendelijke auto aan en rekent u deze tot het ondernemingsvermogen, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt in 2025 alleen nog voor een waterstofpersonenauto en voor een personenauto op zonnecellen met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

 Soort auto  MIA %  Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag
 Waterstofpersonenauto 
(eventueel incl. laadstation)
 45% over 90% van investeringsbedrag  € 75.000
 Zonnecel-personenauto  36% over 90% van investeringsbedrag  € 100.000

De auto van de zaak brengt ook een aantal nadelen met zich mee:

  • Bij verkoop van de auto realiseert uw onderneming mogelijk een belaste winst. Het kan echter ook dat u een aftrekbaar verlies realiseert.
  • Als u de auto van de zaak ook privé gebruikt, krijgt u in de meeste gevallen te maken met een bijtelling privégebruik auto.
  • Uw onderneming moet btw betalen over de waarde van het privégebruik auto. Kunt u dit privégebruik niet bepalen, dan geldt in de regel dat de te betalen btw 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm) bedraagt. Na het vierde jaar van aanschaf of ingeval bij de aanschaf geen recht op aftrek van btw bestond, is dit 1,5%.

Let op! Verricht uw onderneming ook btw-vrijgestelde prestaties, dan kan sowieso een deel van de btw niet in aftrek worden gebracht. Verricht u bijvoorbeeld voor 40% vrijgestelde prestaties, dan kan ook 40% van de btw niet in aftrek worden gebracht. Ook de niet-aftrekbare btw vanwege het privégebruik wordt dan naar rato verminderd. Bij 40% vrijgestelde prestaties is de correctie dan niet 2,7%, maar 60% (100% -/- 40%) x 2,7%. U kunt immers ook maar 60% van alle btw aftrekken.

Bijtelling privégebruik auto

De fiscale spelregels voor de bijtelling privégebruik auto zijn afhankelijk van uw ondernemingsvorm: bent u directeur-grootaandeelhouder (dga) en opereert u vanuit een bv, dan wordt u voor het privégebruik van de auto belast in de loonbelasting. Bent u echter een ondernemer die opereert vanuit een eenmanszaak, vof, cv of maatschap, dan wordt u voor het privégebruik van de auto belast in de inkomstenbelasting. Voor de laatste categorie kan de bijtelling nooit méér bedragen dan de werkelijke kosten van de auto in dat jaar (inclusief afschrijving).

Voor de meeste auto’s die vanaf 2017 op kenteken zijn gezet geldt een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm). Alleen voor auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een lagere bijtelling. De lage bijtelling is voor auto’s die sinds 2019 op kenteken zijn gezet, beperkt tot een deel van de cataloguswaarde (met uitzondering van auto’s op waterstof en op zonnecellen). Over het meerdere geldt de normale bijtelling van 22%.

Voor een nieuwe auto gelden in 2025 de volgende bijtellingspercentages en CO2-grenzen:

 CO2-uitstoot  Bijtelling
 0 (op batterij)  17% tot € 30.000, daarboven 22%
 0 (op waterstof of op zonnecellen)  17% onbeperkt
 Meer dan 0  22%

U wordt in beginsel niet elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft voor alle auto’s gedurende 60 maanden geldig. Pas na deze periode wordt de bijtelling vastgesteld aan de hand van de dan geldende percentages.

Let op! Een auto met datum eerste toelating tot de weg van uiterlijk 31 december 2016 krijgt na 60 maanden geen bijtelling van 22%, maar van 25%. Dit is alleen anders als het een elektrische auto betreft met een CO2-uitstoot van nul. Hiervoor wordt de bijtelling in 2025 20% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en 25% over het meerdere.

Een bijtelling kan achterwege blijven indien u kunt bewijzen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto hebt gereden. Woon-werkkilometers worden voor de inkomstenbelasting gezien als zakelijk, ook als u thuis gaat lunchen. Voor de btw gelden die kilometers echter als privé.

Let op! Is uw auto ouder dan 15 jaar? Dan bedraagt de standaardbijtelling geen 22% van de cataloguswaarde, maar 35% van de waarde van de auto in het economisch verkeer.

Privéauto

De auto die u in privé aanschaft, heeft een aantal voordelen:

  • De auto blijft uw privé-eigendom.
  • Bij verkoop van de auto realiseert u in privé mogelijk een onbelaste winst. Het is echter ook mogelijk dat u een niet-aftrekbaar verlies lijdt.
  • U krijgt niet te maken met een bijtelling privégebruik auto.
  • Uw onderneming hoeft ook geen btw te betalen over de waarde van het privégebruik van de auto. De ondernemer in de inkomstenbelasting kan de auto voor de omzetbelasting tot het ondernemingsvermogen rekenen, ook als de auto voor de winstberekening tot het privévermogen is gerekend. Andersom kan dit ook. De keuze voor de omzetbelasting staat dus los van de keuze voor de inkomstenbelasting.
  • U kunt een belastingvrije onkostenvergoeding ontvangen van € 0,23 per zakelijke kilometer (of ten laste van uw winst brengen als u ondernemer in de inkomstenbelasting bent).
  • Bent u dga, dan kunt u mogelijk ten laste van uw vrije ruimte nog een hogere onkostenvergoeding belastingvrij ontvangen. Deze mogelijkheid is afhankelijk van de hoogte van uw vrije ruimte en uw andere vergoedingen en verstrekkingen die zijn toegewezen aan de vrije ruimte.
  • U kunt een deel van de btw op gebruik en onderhoud van de auto in aftrek brengen. Dit kan alleen als uw onderneming btw-belaste prestaties verricht. Verricht uw onderneming ook btw-vrijgestelde prestaties, dan zal geen aftrek van btw mogelijk zijn voor de verhouding vrijgestelde prestaties-totale prestaties.

De auto in privé brengt ook een aantal nadelen met zich mee:

  • U moet zelf in privé de aanschafkosten en alle overige autokosten betalen.
  • U kunt de gemaakte autokosten niet aftrekken van de winst van uw onderneming (met uitzondering van de onkostenvergoeding van €0,23/km die uw onderneming ten laste van de winst mag brengen voor uw zakelijke kilometers) en u kunt ook de afschrijving op de auto niet ten laste van de winst van uw onderneming brengen. 
  • De btw die u betaalt bij aanschaf van de auto kunt u niet in aftrek brengen, tenzij u de auto voor de btw als zakelijk aanmerkt. U kunt hiervoor kiezen, ook als u de auto voor de inkomstenbelasting als privé aanmerkt.

Let op! Als uw onderneming nagenoeg alle kosten van uw privéauto aan u vergoedt, kan uw privéauto door de Belastingdienst alsnog als auto van de zaak worden aangemerkt.

De keuze: zakelijk of privé?

Het antwoord op de vraag wat voordeliger is, de auto zakelijk of privé, is afhankelijk van allerlei, vaak niet precies bekende omstandigheden en factoren. Dit maakt het lastig om exact te berekenen wat voordeliger is. Toch is er wel een aantal grove vuistregels te geven. Zo is bij lage afschrijvingskosten of bij veel zakelijke kilometers een privéauto over het algemeen voordeliger. Maak echter geen ondoordachte keuze. Wij kunnen aan de hand van alle gegevens een berekening van de voordeligste variant voor u maken.

Overbrengen naar privé?

Staat een auto eenmaal op de zaak, dan kunt u als ondernemer in de inkomstenbelasting deze in beginsel niet overbrengen naar privé. Overbrengen naar privé kan wel als er fiscaal sprake is van een zogenaamde bijzondere omstandigheid. Daarvan is niet vaak sprake. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld een wetswijziging of rechterlijke uitspraak waardoor u een andere keuze gemaakt zou hebben als u dit zou hebben geweten voordat u besliste de auto op de zaak te zetten. Of als u de auto helemaal niet meer zakelijk zou gebruiken (bijvoorbeeld omdat u een nieuwe auto koopt). Dan bent u zelfs verplicht de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen. Deze overgang moet plaatsvinden voor de werkelijke waarde, waardoor u – afhankelijk van de fiscale boekwaarde – een boekwinst of -verlies realiseert. Ook voor de btw kan dit gevolgen hebben.

Ondernemers met een bv?

Een auto op naam van uw bv is in beginsel altijd zakelijk. Bij een bv is overbrengen naar privé wel mogelijk, zelfs als er geen bijzondere omstandigheden zijn. U kunt namelijk de auto altijd van uw bv aan uzelf als dga verkopen. Vervolgens kunt u zakelijke ritten voor de bv maken tegen een vergoeding van € 0,23 per kilometer.

Let op! Er is onduidelijkheid over de vraag over welk bedrag btw verschuldigd is als een dga de auto overneemt van de bv en deels betaalt via de uitdeling van verkapt dividend. Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat over de hele waarde van de auto btw verschuldigd is, terwijl gerechtshof Den Bosch oordeelde dat over het verkapte dividend geen btw verschuldigd is. In een soortgelijke situatie kunt u de btw over de hele waarde van de auto afdragen en bezwaar maken tegen uw eigen aangifte. Op die manier stelt u uw rechten zeker als de Hoge Raad duidelijk heeft gemaakt welke visie de juiste is. Bovendien voorkomt u op deze manier een boete.

Let op! Gezien de relatief lage onbelaste vergoeding van € 0,23 per kilometer en de hoge brandstofkosten zal de vergelijking tussen een auto zakelijk of privé in 2025 mogelijk anders uitvallen dan in andere jaren het geval was.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Onderneemt u vanuit meerdere bv’s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om, als dat mogelijk is, de bv’s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting (Vpb) als in de btw is, onder voorwaarden, een fiscale eenheid mogelijk.

Bedrijfspand

De voorwaarden luisteren nauw en alhoewel deze constructie zeker voordelen kent, zijn er ook enkele belangrijke nadelen. In deze advieswijzer komen zowel de fiscale eenheid in de Vpb als de fiscale eenheid in de btw op hoofdlijnen aan bod.

Fiscale eenheid Vpb

Een fiscale eenheid in de Vpb is alleen mogelijk op verzoek. Op verzoek kan een  moedervennootschap (holding) samen met een of meer dochtervennootschappen (werk-bv’s) voor de Vpb worden aangemerkt als een fiscale eenheid. Juridisch blijven de vennootschappen gescheiden, maar fiscaal worden zij gezien als één belastingplichtige. De resultaten van de dochtervennootschap(pen) worden dan namelijk toegerekend aan de moedervennootschap.

Let op! Een verzoek om een fiscale eenheid moet schriftelijk worden ingediend bij de Belastingdienst. Hiervoor dient een aantal formulieren te worden ingevuld. Deze treft u aan op de site van de Belastingdienst. Het verzoek moet binnen drie maanden na de gewenste ingangsdatum zijn ingediend omdat de maximale terugwerkende kracht drie maanden is.

Voorwaarden aangaan fiscale eenheid

Niet alle bv’s kunnen zomaar een fiscale eenheid met elkaar vormen. Alleen als voldaan is aan de volgende voorwaarden kan om een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting verzocht worden:

  • De moedervennootschap bezit ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom in het nominaal gestorte aandelenkapitaal van de dochtervennootschap. Dit aandelenbezit vertegenwoordigt ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtervennootschap. In alle gevallen moet het aandelenbezit recht geven op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van deze dochtervennootschap.
  • De boekjaren van de deelnemende bv’s moeten samenvallen. Er geldt een uitzondering wanneer een bv in de loop van het jaar wordt opgericht.
  • Alle deelnemende bv’s moeten dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
  • Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.
  • De moedermaatschappij mag de aandelen in de dochtermaatschappij niet als voorraad aanhouden.

Let op! Doordat de moedervennootschap ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van de aandelen in de dochtervennootschap moet bezitten, is het niet mogelijk om een fiscale eenheid te vormen als de aandelen in de dochtervennootschap zijn ondergebracht en gecertificeerd in een Stichting Administratiekantoor (STAK). 

Het is ook mogelijk om in bepaalde ‘buitenlandsituaties’ een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse vennootschappen. Zo is bijvoorbeeld een fiscale eenheid mogelijk tussen een Nederlandse moedermaatschappij en een Nederlandse kleindochtermaatschappij, wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij is gevestigd in een ander EU-land, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Ook kunnen twee in Nederland gevestigde zustermaatschappijen met elkaar een fiscale eenheid aangaan als de moedermaatschappij is gevestigd in de EU of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

Einde fiscale eenheid

Een fiscale eenheid eindigt automatisch als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Zo eindigt de fiscale eenheid bijvoorbeeld als de moedervennootschap een deel of alle aandelen in de dochtervennootschap verkoopt en daardoor minder dan 95% van de aandelen bezit. Ook op gezamenlijk verzoek van de moedervennootschap en de dochtervennootschap kan een fiscale eenheid worden verbroken (ontvoeging). Verbreking kan niet eerder plaatsvinden dan op de datum waarop het verzoek is ontvangen door de Belastingdienst (derhalve geen terugwerkende kracht). Door liquidatie en vereffening van een vennootschap binnen de fiscale eenheid, komt de fiscale eenheid ten aanzien van de vereffende vennootschap ook ten einde. Dit wordt formeel echter niet aangemerkt als een ontvoeging. Dat is van belang omdat bij een ontvoeging antimisbruikmaatregelen kunnen gelden. Bij een liquidatie en vereffening zijn die niet van toepassing omdat dit niet wordt aangemerkt als een ontvoeging.

Voordelen fiscale eenheid

Een fiscale eenheid voor de Vpb kent enkele belangrijke voordelen. Zo kunnen verliezen en winsten in een jaar onderling worden verrekend.

Een ander voordeel is dat transacties tussen de verschillende bv’s in de fiscale eenheid fiscaal niet plaatsvinden. Deze worden onderling tegen elkaar weggestreept in het resultaat. Zo kan er zonder fiscale gevolgen tussen de bv’s ‘geschoven’ worden met activa waarop een stille reserve rust. Reorganisatie is daardoor onder voorwaarden binnen de fiscale eenheid zonder belastingheffing mogelijk. Er is geen winstneming op transacties binnen de fiscale eenheid. Wel geldt  de voorwaarde dat de fiscale eenheid zes jaar (soms drie jaar) in stand moet blijven. Anders kan mogelijk alsnog belastingheffing over de stille reserves plaatsvinden.

Een ander voordeel van een fiscale eenheid kan zich voordoen als de zogenaamde gemengde kosten van de bv’s dermate hoog zijn, dat het financieel voordeliger is om bij de aftrekbeperking te kiezen voor een vast bedrag (in 2025 € 5.700 of 0,4% van de loonsom als dit meer is) dan voor de beperking van de aftrek tot 73,5% van de gemengde kosten. Bij in aftrek beperkte kosten moet gedacht worden aan onder meer voedsel en drank, representatie en congressen en studiereizen. Of het per saldo ook voordeliger is om vanwege deze reden een fiscale eenheid aan te gaan, hangt onder meer af van de afweging van de verschillende voor- en nadelen van de fiscale eenheid.

Tip! Bij een fiscale eenheid hoeft er maar één aangifte Vpb te worden ingediend.

Nadelen fiscale eenheid

Naast voordelen is er ook een aantal belangrijke nadelen. Er kan bijvoorbeeld maar eenmaal geprofiteerd worden van het 19%-Vpb-tarief over de eerste € 200.000 belastbare winst. Over het meerdere is 25,8% belasting verschuldigd. Zijn er binnen de fiscale eenheid meerdere bv’s met een winst boven de € 200.000, dan kan er dus maar één keer gebruik worden gemaakt van het 19%-tarief.

Een ander belangrijk nadeel is dat iedere bv hoofdelijk aansprakelijk is voor de totale belastingschuld van de fiscale eenheid en dus niet alleen voor het gedeelte van de Vpb-schuld dat betrekking heeft op de winst die zij zelf heeft behaald.

Verder kunnen bij het verbreken van de fiscale eenheid problemen ontstaan. Zo zal er in bepaalde gevallen moeten worden afgerekend over de meerwaarde van activa die in de voorgaande zes (soms drie) jaar tussen de bv’s onderling is overgedragen. Ook de verrekening van verliezen van voor en na de fiscale eenheidsperiode met winsten uit deze periode is aan beperkingen gebonden.

Ook voor de investeringsaftrek kan een nadeel optreden omdat de investeringen van alle deelnemende bv’s bij elkaar worden opgeteld. Hierdoor bereikt de fiscale eenheid eerder de grenzen waarbij de investeringsaftrek gelijk blijft, respectievelijk afneemt of er zelfs helemaal geen recht meer op bestaat. Alleen bij investeringen door de individuele bv’s van niet meer dan € 2.900 per jaar kan een voordeel ontstaan. Ook kan er een voordeel ontstaan als er binnen de fiscale eenheid onderling investeringsgoederen aan elkaar ter beschikking worden gesteld. Verder kan bij de desinvesteringsbijtelling een nadeel ontstaan, omdat eerder de grens van € 2.900 bereikt wordt. De desinvesteringsbijtelling is namelijk van toepassing als voor een bedrag van meer dan € 2.900 aan bedrijfsmiddelen vervreemd wordt.

Een nadeel kan verder optreden als binnen de fiscale eenheid één onderdeel failliet gaat, omdat onbetaalde schulden tot belaste winst binnen de fiscale eenheid kunnen leiden.

Fiscale eenheid in de btw

De fiscale eenheid in de btw kent zo haar eigen regels. Voor het vormen van een fiscale eenheid gelden de volgende voorwaarden:

  • Alle deelnemers moeten in beginsel btw-ondernemer zijn.
  • Alle deelnemers moeten in Nederland wonen of gevestigd zijn of een vaste inrichting in Nederland hebben. 
  • Alle deelnemers moeten op financieel, organisatorisch en economisch gebied dusdanig verweven zijn dat zij een eenheid vormen. Grofweg betekent dit het volgende. Op financieel gebied moeten  meer dan 50% van de aandelen van elk van de vennootschappen direct of indirect in dezelfde handen zijn voor financiële verwevenheid. Voor organisatorische verwevenheid moeten  de vennootschappen onder één gezamenlijke, als eenheid functionerende,  leiding staan of moet de leiding van de ene vennootschap feitelijk ondergeschikt zijn aan de leiding van de andere vennootschap. Voor economische verwevenheid moeten de deelnemers bijvoorbeeld een gemeenschappelijke klantenkring hebben of moet bijvoorbeeld de ene vennootschap in belangrijke mate aanvullende activiteiten verrichten voor de andere vennootschap.

Tip! Het is ook mogelijk om een fiscale eenheid btw te vormen met een andere rechtsvorm, bijvoorbeeld een cv of een stichting, maar ook met een natuurlijk persoon. Zo kan er dus een fiscale eenheid bestaan tussen de bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) als deze dga bijvoorbeeld een pand verhuurt aan zijn bv.

Aangaan fiscale eenheid

Voor het aangaan van een fiscale eenheid btw is geen verzoek of beschikking van de Belastingdienst nodig. Indien wordt voldaan aan voornoemde voorwaarden, bestaat de fiscale eenheid automatisch. Er mag dan ook al worden gehandeld als fiscale eenheid, al mag ook worden gehandeld alsof er geen fiscale eenheid is. Op verzoek kunnen vennootschappen ook een beschikking voor de fiscale eenheid vragen aan de Belastingdienst. En de Belastingdienst  kan ook op eigen initiatief een beschikking voor de fiscale eenheid afgeven. De fiscale eenheid btw staat dan als zodanig ook bij de Belastingdienst geregistreerd.

Tip! Indien twijfel bestaat of wel of niet wordt voldaan aan de voorwaarden terwijl de fiscale eenheid btw wel wenselijk is, is het verstandig om aan de Belastingdienst te verzoeken om de fiscale eenheid bij beschikking vast te stellen.

De voor- en nadelen

De fiscale eenheid in de btw kent als belangrijk voordeel dat de deelnemende vennootschappen geen btw betalen over onderlinge leveringen van goederen en diensten. Dit kan financieel voordelig zijn, als zonder fiscale eenheid de door een van de vennootschappen in rekening gebrachte btw bij de andere vennootschap niet (volledig) aftrekbaar zou zijn. Bijvoorbeeld omdat die andere vennootschap btw-vrijgestelde prestaties verricht.

Ook hoeft er maar één btw-aangifte te worden gedaan. Er hoeft dus niet meer door iedere vennootschap apart een aangifte gedaan te worden (als het wenselijk is, kan dat overigens wel). Er vindt een (gecombineerde) btw-aangifte op naam van de fiscale eenheid plaats. De fiscale eenheid krijgt ook één btw-nummer.

Let op! Op facturen moeten de individuele vennootschappen gewoon het eigen btw-nummer vermelden, niet het nummer van de fiscale eenheid.

Een belangrijk nadeel is dat alle deelnemende vennootschappen in de fiscale eenheid btw hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid te betalen btw. Dit geldt echter pas nadat een beschikking fiscale eenheid btw is afgegeven door de Belastingdienst. Omdat het ook is mogelijk om te handelen als fiscale eenheid btw zonder beschikking, kan het raadzaam zijn om niet te verzoeken om een beschikking fiscale eenheid btw. Op die manier bestaat dan geen onderlinge aansprakelijkheid. Uiteraard kan de Belastingdienst nog wel uit zichzelf een beschikking fiscale eenheid btw afgeven. De aansprakelijkheid kan dan echter geen terugwerkende kracht krijgen, maar geldt pas vanaf de dagtekening van de beschikking fiscale eenheid btw. 

Let op! Omdat de fiscale eenheid in de btw van rechtswege bestaat als wordt voldaan aan de voorwaarden, kan een fiscale eenheid niet op verzoek worden verbroken. Er vindt pas een verbreking plaats zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bijvoorbeeld een of meerdere van de drie verwevenheden.

Tip! Voldoet een van de vennootschappen niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid btw, meld dit dan zo snel mogelijk bij de Belastingdienst. Die vennootschap kan dan namelijk niet langer deel uitmaken van de fiscale eenheid voor de btw, maar zonder melding i blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-schulden wel bestaan.

Tot slot

In deze advieswijzer heeft u op hoofdlijnen kennis kunnen maken met de voorwaarden en voor- en nadelen van de fiscale eenheid in de Vpb en btw. De details maken het fiscale eenheidsregime bijzonder ingewikkeld. Neem voor meer informatie over uw eigen situatie daarom contact met ons op. Wij kunnen u adviseren over het aangaan dan wel verbreken van een fiscale eenheid.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Kan uw kind een financieel ruggensteuntje goed gebruiken? Bijvoorbeeld voor studiekosten, de aankoop van een woning of bij het verlies van een baan? Of misschien wil uw kind een langgekoesterde droom van een eigen bedrijf verwezenlijken of het stokje van het familiebedrijf overnemen? Uw financiële hulp zou dat mogelijk kunnen maken! Laat u inspireren door deze advieswijzer.

Geld

Schenking

Een veelgebruikte en relatief eenvoudige manier om een kind financieel te ondersteunen, is het schenken van geld. Dit kan op diverse manieren. Door handig gebruik te maken van vrijstellingen en fiscaal vriendelijke schenkingsvormen, kunt u het rendement van uw schenking verhogen. Niet alleen op het moment van schenking zelf, maar ook later. Schenken is een voordelige manier om het opgebouwde vermogen aan de volgende generatie over te dragen. Het financiële steuntje voor nu is misschien tegelijkertijd een gelegenheid om na te denken over uw nalatenschapsplanning.

Afhankelijk van de omvang van uw vermogen en de vrijstellingen, bedraagt de erfbelasting voor uw kind al snel tussen de 10 en 20% en voor het kleinkind zelfs tussen de 18 en 36%. Regel het tijdig en goed en bespaar erfbelasting in het voordeel van uw erfgenamen!

Let op! Voor mensen met vermogen geldt een hogere eigen bijdrage voor zorg via de AWBZ. In 2024 wordt bij alleenstaanden 4% van uw vermogen boven het toetsbedrag van € 33.748 als extra inkomen voor de berekening van de eigen bijdrage meegeteld. Voor partners geldt het dubbele toetsbedrag, € 67.496. De peildatum hiervoor is 1 januari 2023.

Fiscaalvrije schenkingen

Als ouder kunt u uw kind jaarlijks een bedrag schenken zonder dat daar belasting over betaald moet worden. Voor 2025 is dit bedrag € 6.713. Schenkt u aan een kind dat tussen de 18 en 40 jaar oud is (of van wie de partner tussen de 18 en 40 jaar oud is), dan kan deze vrijstelling eenmalig worden verhoogd naar € 32.195. 

Voor schenkingen ten behoeve van een kostbare studie of opleiding kan de vrijstelling zelfs eenmalig worden verhoogd naar € 67.064.

Let op! Op 13 december 2024 heeft staatssecretaris Van Oostenbruggen de Tweede Kamer een evaluatierapport gestuurd over de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling en de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling voor een dure studie. Uit deze evaluatie volgde dat er geen noodzaak bestaat voor beide eenmalig verhoogde schenkingsvrijstellingen. De kabinetsreactie op dit rapport wordt in het voorjaar van 2025 verwacht. Houd er rekening mee dat het kabinet dan mogelijk aankondigt dat deze schenkingsvrijstellingen worden afgeschaft, versoberd of hervormd.

Let op! De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is vanaf 2024 volledig afgeschaft.

Papieren schenking

U wilt schenken, maar u wilt of kunt nog niet het gehele bedrag in contanten aan uw kind geven. Dan heeft u de mogelijkheid tot een ‘notariële schuldigerkenning uit vrijgevigheid’, ook wel bekend als papieren schenking. U erkent een bedrag schuldig te zijn aan uw kind dat pas opeisbaar is na uw overlijden.

Voordeel is dat u blijft beschikken over het (geschonken) vermogen en liquiditeiten en toch handig gebruikmaakt van de vrijstellingen in de schenkbelasting. Tegelijkertijd bent u vrij om tussentijds op de schuld af te lossen en daarmee uw kind geld te verstrekken. Om met deze schenking ook erfbelasting te besparen, moet u uw kind wel jaarlijks daadwerkelijk 6% rente betalen. Via rente en aflossing ontvangt uw kind dan financiële ondersteuning.

Let op! De schenking op papier moet zowel door de schenker als de ontvanger in box 3 worden opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. In het box 3-stelsel in 2025 ontstaat hierbij wel een verschil tussen de belastbaarheid van de vordering en de aftrek van de schuld. Over de vordering die uw kind op u heeft, wordt namelijk een hoger forfaitair percentage (5,88% in 2025) berekend dan het forfaitair percentage waartegen de schuld die u heeft aan uw kind aftrekbaar is. Het exacte percentage voor de schuld is nog niet bekend, maar zal ongeveer 2,62% bedragen.  Een verschil dus van 3,26%!

Tip! ilt u meerdere jaren achter elkaar een papieren schenking doen aan uw kind, dan bestaat de mogelijkheid om dit in één keer voor meerdere jaren bij de notaris te regelen. Laat u wel goed informeren over de voorwaarden en de voor- en nadelen die hieraan verbonden zijn.

Schenken onder voorwaarden

Het kan gebeuren dat een schenking via het huwelijksgoederenregime of een samenlevingscontract onbedoeld bij de schoonfamilie van uw (klein)kind terechtkomt. Dit kunt u voorkomen door bij de schenking een uitsluitingsclausule op te nemen, zodat de schenking eigendom blijft van uw (klein)kind. Door het schenken van vermogen aan uw kind kan het op enig moment ook gebeuren dat uw financiële draagkracht onder druk komt te staan. Wilt u schenken zonder financieel afhankelijk te worden van uw kind, dan kunt u ook schenken onder de voorwaarde dat de schenking door u herroepen kan worden.

Let op! Is uw kind getrouwd na 1 januari 2018, dan valt uw schenking niet meer in de huwelijksgemeenschap. Uw kind kan samen met zijn of haar partner in de huwelijkse voorwaarden echter bepalen dat schenkingen wel tot de gemeenschap behoren. In die situatie is de uitsluitingsclausule desgewenst nog relevant.

Bedrijfsopvolging in de familie

Wilt u uw bedrijf geheel of gedeeltelijk overdragen aan uw kind? Met de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet kunt u het ondernemingsvermogen of uw aanmerkelijkbelangaandelen fiscaal vriendelijk op de kinderen overdragen. De BOF geldt alleen voor actieve ondernemingen. Beleggingsactiviteiten vallen nagenoeg geheel buiten de regeling. 

Denk na over uw bedrijfsopvolging en laat u daarover goed adviseren. De vrijstelling van de BOF is namelijk per 1 januari 2025 gewijzigd. Vanaf die datum geldt een vrijstelling van 100% voor ondernemingsvermogen tot € 1.500.000. Van het meerdere is dan nog 75% vrijgesteld. Voor de dan nog verschuldigde schenkbelasting kan tien jaar lang rentedragend uitstel van betaling worden verleend. De regeling kent onder meer voorwaarden ten aanzien van de bezitsperiode voor u als schenker en voor de voortzetting van het bedrijf door de verkrijger.

Familielening

U kunt uw kinderen natuurlijk ook geld lenen. Het is niet altijd eenvoudig, ook niet voor uw kinderen, om een financiering bij een bank te krijgen. Bij een lage rente op een spaardeposito kan een familielening dan algauw een aantrekkelijke optie zijn. Maak wel zakelijke afspraken en leg de voorwaarden, zoals rente, duur, aflossing, aanwending van de geldsom, opeisbaarheid, opzeggingsgronden en eventuele zekerheden, goed vast. Dit zorgt voor financiële en juridische duidelijkheid voor u en uw kind en voorkomt veelal onnodige fiscale narigheid.

Let op! Houd er rekening mee dat door het box 3-stelsel in 2025 hierbij wel een verschil ontstaat in belastbaarheid. Over de vordering die u op uw kind heeft, wordt namelijk een hoog forfaitair percentage (5,88% in 2025) berekend in box 3. Betreft de lening aan uw kind een zogenaamde eigenwoninglening die aan de fiscale voorwaarden voldoet? Dan is de rente tegen de werkelijke rente aftrekbaar bij uw kind.

Eigenwoninglening

Via een notariële of onderhandse akte kunt u uw kind geld lenen voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Over de lening ontvangt u van uw kind rente. Voor u behoort de (zakelijke) lening tot uw box 3-vermogen. Voor de te betalen belasting in box 3 gaat de fiscus tegenwoordig uit van de vermogensbestanddelen die u werkelijk heeft. Daarbij gebruikt men fictieve rendementen die dicht bij de werkelijke rendementspercentages voor sparen of beleggen liggen. Voor spaargeld is dat bijvoorbeeld veel lager dan voor beleggingen. Voor beleggingen en andere bezittingen, zoals een verstrekte lening aan uw kind, gaat de fiscus in 2025 uit van een fictief rendement van 5,88%.

Let op! Sinds 1 januari 2013 gelden ook voor de eigenwoningleningen binnen de familie de nieuwe regels rondom hypotheekrenteaftrek. Dat wil zeggen dat de lening dus binnen dertig jaar volledig en minimaal annuïtair moet zijn afgelost. Om de renteaftrek bij een onderhandse lening veilig te stellen, moet uw kind de Belastingdienst informeren over de eigenwoninglening. Daarvoor moeten de gegevens van de lening jaarlijks worden doorgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. Dat geldt zowel voor een nieuwe lening als voor het doorgeven van een wijziging van een bestaande eigenwoninglening.

Let op! Het is verstandig om voor de lening een zekerheidsrecht te bedingen. Niet alleen voor de terugbetaling, maar ook om het zakelijke karakter fiscaal te onderbouwen. Voor het vastleggen van een hypotheek moet u bij de notaris zijn.

Lening en schenking via een kasrondje

U kunt uw kind extra financieel steunen door bijvoorbeeld de eigenwoninglening aan te vullen met een ‘kasrondje’. In hetzelfde jaar dat het kind de rente aan u betaalt, schenkt u een bedrag binnen de jaarlijkse schenkingsvrijstelling (2025: € 6.713). Uw kind profiteert bij een eigenwoninglening van de fiscale renteaftrek en van de vrijgestelde schenking, terwijl u (een deel van) de rente weer belastingvrij kunt teruggeven. De schenking en rentebetaling moeten overigens los van elkaar staan en niet met elkaar worden verrekend, anders valt het fiscale voordeel weg.

Borgstelling

Indien uw kind bij een bank niet op eigen kracht een (extra) lening kan krijgen, kunt u als ouder borg staan. Dit kan voor de gehele lening, maar ook voor een deel. Hiermee biedt u de bank extra zekerheid. Met een borgstelling voor een hypothecaire geldlening behoudt het kind recht op hypotheekrenteaftrek.

Risicodragende deelname

Tot slot nog een laatste tip: heeft uw kind plannen om voor zichzelf te beginnen, dan is een geldlening wellicht een voor de hand liggende optie. Maar misschien is een risicodragende deelname van u als financier in het startende bedrijf van uw kind voor beiden interessant. Er zijn vele manieren om dit vorm te geven. Vraag het ons!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap regelt grofweg dat de dga die te veel heeft geleend bij de eigen bv, hierover belasting betaalt. Er geldt een drempel van € 500.000. Voor toepassing van deze drempel kan meer meetellen dan alleen een lening aan de dga. Verder zijn ook uitzonderingen op de regel mogelijk. Het meetmoment in 2025 is 31 december 2025. U heeft daarom tot die tijd om te beoordelen wat de wetvoor uw situatie in 2025 betekent en of u nog actie kunt/moet ondernemen.

Bril

Voor wie geldt de wet?

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap kan van toepassing zijn op iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een of meer vennootschap(pen), én
  • die schulden heeft aan die vennootschap(pen) en/of waarvan de partner of zogenaamde verbonden personen of hun partners schulden hebben aan die vennootschap(pen).

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Met een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) wordt doorgaans iemand bedoeld die op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang heeft. Een dga kan dus geraakt worden door deze wet.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere entiteiten worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een deelgerechtigheid in een open fonds voor gemene rekening of een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap van toepassing zijn.

Schulden hoger dan € 500.000 van dga én partner

Een dga met schulden aan zijn bv die op 31 december 2025 hoger zijn dan € 500.000 kan in 2025 met de gevolgen van de wet te maken krijgen. Het gaat hierbij niet alleen om de schulden van de dga zelf, maar ook om de schulden van de fiscale partner van de dga. Om te beoordelen of de € 500.000 wordt overschreden, worden de schulden van de dga en de fiscale partner bij elkaar opgeteld. Heeft u naast een schuld ook nog een vordering op de bv, dan worden die twee niet gesaldeerd; er wordt dus puur naar de schulden gekeken!

Let op! Heeft u en/of uw fiscale partner een aanmerkelijk belang in meer bv’s, dan moet u de schulden die u en uw fiscale partner hebben aan al die bv’s bij elkaar optellen. Alleen als het totaal op 31 december 2025 niet hoger is dan € 500.000, krijgt u in 2025 niet met de gevolgen van de wet te maken. U kunt dus niet maximaal € 500.000 per bv lenen, maar tezamen met uw fiscale partner maximaal € 500.000 van al uw bv’s tezamen.

Als u in 2023 of 2024 al belasting betaalde over een te hoge schuld bij eigen bv, dan wordt de drempel van € 500.000 met de schuld waar u al over afrekende verhoogd. U betaalt dus geen belasting over een schuld waar u in een eerder jaar al belasting over betaalde.

Voorbeeld
U heeft een aanmerkelijk belang in bv X en een aanmerkelijk belang in bv Y. U heeft van beide bv’s geld geleend. Bij bv X bedraagt uw schuld op 31 december 2025 € 350.000, bij bv Y € 500.000. Tezamen bedragen uw schulden meer dan € 500.000. Als u niets doet, moet u over 2025 belasting betalen over een bedrag van € 350.000 (€ 850.000 minus € 500.000). Bedroeg de totale schuld op 31 december 2024 ook al € 850.000. Dan moest u over 2024 al belasting betalen over € 350.000 (€ 850.000 minus € 500.000). In 2025 hoeft u dan niet nog een keer belasting te betalen over de in 2024 al meegenomen € 350.000. Het bedrag van de drempel wordt namelijk met deze € 350.000 verhoogd. Hierdoor bedraagt de drempel in 2025 voor u dan geen € 500.000 maar € 850.000 (€ 500.000 + € 350.000).

Ook indirecte schulden en andere rechten

Bij het inventariseren van uw schulden moet u letten op alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen. Ook de indirecte schulden tellen mee.

Let op! Kan de dga en/of zijn fiscale partner alleen een externe financiering krijgen als de bv borg staat? Dan telt deze lening ook mee voor de vraag of de schulden op 31 december 2025 boven de € 500.000 uitkomen. Kan de dga en/of zijn fiscale partner wel een externe financiering krijgen zonder borg, maar zorgt borgstelling door de bv voor betere voorwaarden, dan telt de lening niet mee.

Tip! Overleg met onze adviseurs of in uw situatie mogelijk civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen aanwezig zijn en hoe u om moet gaan met borgstelling door de bv.

Ook schulden van verbonden personen

Hebben uw bloed- of aanverwanten in de rechte lijn schulden aan uw bv, dan moet u deze schulden bij uzelf meetellen voor het deel van hun schulden dat boven de € 500.000 uitkomt.
Bloed- en aanverwanten in de rechte lijn zijn kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen enzovoort en ouder, grootouder en overgrootouders enzovoort van uw en/of uw fiscale partner.

Voorbeeld
Heeft bijvoorbeeld uw kind in 2025 € 400.000 geleend van uw bv, dan hoeft u niets mee te tellen. Bedraagt de schuld van uw kind aan uw bv op 31 december 2025 echter € 600.000, dan telt u € 100.000 mee voor de beoordeling of u boven de drempel van € 500.000 komt. Heeft u zelf in 2025 € 450.000 bij uw bv geleend, dan betekent dit dus dat u over 2025 over € 50.000 belasting moet betalen (€ 450.000 + € 100.000 -/- € 500.000).

Tip! Dit geldt niet als uw bloed- of aanverwant zelf een aanmerkelijk belang heeft in uw bv. Uw bloed- of aanverwant moet dan zelf beoordelen in hoeverre de wet op hem/haar van toepassing is. Voor uw beoordeling telt de schuld van uw bloed- of aanverwant dan niet mee.

Voorbeeld
Heeft uw kind uit het vorige voorbeeld een aanmerkelijk belang in uw bv, dan telt de € 100.000 niet bij u mee. U betaalt dan dus geen belasting. Uw kind moet echter over € 100.000 (€ 600.000 -/- € 500.000) belasting betalen.

Uitzondering voor eigenwoningschulden

Voor eigenwoningschulden geldt een uitzondering. Deze tellen niet mee voor de beoordeling of u op 31 december 2025 schulden heeft aan uw bv(’s) boven € 500.000. Het moet hierbij echter wel gaan om een schuld die voldoet aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting. Bovendien moet een recht van hypotheek verstrekt zijn aan de bv.

Let op! Is geen hypotheek verstrekt, dan telt de lening wel mee. Dat geldt ook als wel hypotheek verstrekt is, maar de lening niet voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. Is wel hypotheek verstrekt, maar is het inschrijvingsbedrag van die hypotheekverstrekking lager dan de lening? Dan telt het deel van de lening boven dit inschrijvingsbedrag ook mee.

Tip! Bestond uw eigenwoningschuld aan de bv op 31 december 2022 al, dan geldt de voorwaarde dat hypotheek verstrekt moet zijn, niet. Deze schulden hoeven dus alleen aan de wettelijke bepalingen te voldoen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting.

Voorbeeld
U heeft op 31 december 2025 een schuld bij uw bv van € 500.000 die u heeft gebruikt voor aanschaf van uw eigen woning. Daarnaast heeft u in 2025 nog € 500.000 bij uw bv geleend voor andere zaken. De lening voor uw eigen woning voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. U heeft echter geen hypotheek verstrekt voor deze schuld aan uw bv. Als deze schuld aan de bv op 31 december 2022 al bestond, heeft u geen last van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. De eigenwoningschuld telt namelijk niet mee voor de beoordeling en de andere lening is niet hoger dan € 500.000. Als de schuld na 31 december 2022 is verstrekt, moet u over 2025 over een bedrag van € 500.000 belasting betalen (€ 500.000 + € 500.000 -/- € 500.000). De lening voor de eigen woning telt dan namelijk wel mee.

Tip! De uitzondering voor eigenwoningschulden geldt ook voor schulden van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn. Zijn dit eigenwoningschulden die voldoen aan de hiervoor beschreven voorwaarden, dan tellen deze schulden dus niet bij u mee.

Peildatum 31 december 2025

Op 31 december 2025 wordt voor het jaar 2025 gepeild of uw schulden hoger zijn dan € 500.000 of niet. Dit uiteraard met inachtneming van alle regels die hiervoor gelden en die we hiervoor (deels) beschreven. Zijn uw schulden op dit moment hoger dan € 500.000 en was dat in 2024 nog niet het geval, dan heeft u dus tot die tijd om in actie komen. Overleg met onze adviseurs wat u eventueel nog kunt doen.

Tip! Voor de beoordeling van de grens van € 500.000 mag u vorderingen die u heeft op uw bv(’s) niet salderen met schulden die u heeft aan uw bv(’s). Mogelijk kan het daarom verstandig zijn om vóór 31 december 2025 deze vorderingen en schulden officieel met elkaar te verrekenen. Overleg daarover met een van onze adviseurs.

Belastingtarief

U bent over het surplus boven de € 500.000 belasting (of de hogere drempel die ontstaan is door betaalde belasting over excessief lenen in 2023 of 2024) verschuldigd in box 2. In 2025 gelden twee tarieven in box 2. Over de eerste € 67.804 aan box 2-inkomen (voor fiscale partner het dubbele bedrag) bent u 24,5% verschuldigd, over het meerdere 31%.

Gevolgen bij latere aflossing schuld

Heeft u in 2023 of 2024 over het deel van uw schulden boven de drempel van € 500.000 belasting betaald, dan wordt de drempel van € 500.000 met dit deel van uw schulden verhoogd. Dit voorkomt dat u elk jaar opnieuw over het surplus boven de drempel moet afrekenen. Hetzelfde systeem geldt als u in 2025 belasting betaalt over het deel van uw schulden boven de drempel van € 500.000 (of al hogere drempel).

Een latere aflossing op deze schulden leidt dan tot een negatief inkomen in box 2. Dit negatieve inkomen wordt verrekend met andere positieve inkomsten in box 2 in dat jaar of leidt tot een verlies in box 2. Dit verlies kan vervolgens verrekend worden met box 2-inkomen van het voorafgaande jaar of met box 2-inkomen van de zes opvolgende jaren.

Voorbeeld
U heeft een aanmerkelijk belang in een bv en op 31 december 2024 een schuld van € 850.000 aan deze bv. Deze schuld is in 2024 ontstaan. U moet in 2024 belasting betalen over € 350.000 (€ 850.000 minus € 500.000). In uw aangifte inkomstenbelasting 2024 bent u hierover € 109.805 (24,5% over € 67.000 plus 33% over € 283.000) belasting verschuldigd. Als u in 2025 € 350.000 aflost op de schuld (en er in dat jaar geen ander inkomen uit box 2 is), ontstaat een verlies in box 2 van € 350.000. Dit verlies kunt u volledig verrekenen met de winst uit 2024, waardoor de in 2024 betaalde belasting van € 109.805 wordt teruggegeven. De schuld bedraagt na de aflossing € 500.000 gelijk aan de drempel op 31 december 2025.

Tip! Wilt u meer weten over de gevolgen van een latere aflossing in uw situatie, bespreek dit dan met onze adviseurs.

Schulden tot € 500.000

Bedragen de schulden minder dan € 500.000, dan kunt u nog steeds een risico lopen op belastingheffing, als de Belastingdienst meent dat sprake is van een verkapte dividenduitkering. De Belastingdienst moet dit wel aannemelijk kunnen maken. Zorg daarom dat uw leningen altijd schriftelijk in een overeenkomst met zakelijke voorwaarden zijn vastgelegd. De bewijspositie van de Belastingdienst wordt dan een stuk lastiger.

Alleen fiscale werking

Als uw bv wordt geconfronteerd met de gevolgen van deze wet en dus belasting moet betalen over het surplus boven € 500.000, dan heeft dat alleen fiscale gevolgen. Met andere woorden: de schuld blijft wel gewoon bestaan. U mag de schuld ook in uw aangifte inkomstenbelasting blijven opvoeren.

Tot slot

De Wet excessief lenen kan ook in 2025 weer voor een ongewenste afrekening op 31 december 2025 zorgen. Heeft u, uw partner of met u verbonden personen schulden aan uw bv? Overleg dan met onze adviseurs welke gevolgen de wet en de verlaging van de drempel voor u kunnen hebben.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.