Er komt een nieuwe kortingsregeling voor de motorrijtuigenbelasting (mrb) op emissievrije personenauto’s. Dit zijn volledig elektrische auto’s en auto’s die rijden op waterstof. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 een korting van 25% op het normale tarief te verlenen tot en met 2029. De korting geldt ook voor de provinciale opcenten. Dit staat in het Belastingplan 2025.
Waarom korting?
De hoogte van de mrb, ook bekend als wegenbelasting, is grotendeels gebaseerd op het gewicht van het voertuig. Emissievrije personenauto’s betalen op dit moment nog helemaal geen mrb, maar vanaf 2026 zouden deze auto’s de volledige reguliere mrb gaan betalen. Dit wordt gewijzigd. Een emissievrije auto krijgt in het voorstel vanaf 2026 tot en met 2029 een korting van 25% op de reguliere mrb.
Let op! Voor 2025 was er overigens al een korting bepaald van 75% op de reguliere mrb. Deze regeling blijft gehandhaafd.
Eerder voorstel passé
Dit voorjaar nog lanceerde het vorige kabinet een andere kortingsregeling. Volgens dat voorstel zou de korting in 2026 tot en met 2028 40% zijn, in 2029 35% en in 2030 30%. De in het Belastingplan 2025 voorgestelde korting is dus een stuk lager en duurt tot en met 2029 in plaats van 2030.
Geen korting bestelauto’s meer in 2026
In het Belastingplan 2025 wordt niet gerept over een korting op de mrb voor elektrische bestelauto’s. Dit betekent dat voor elektrische bestelauto’s de korting in 2025 nog 75% bedraagt, en vanaf 2026 wordt afgeschaft.
Evaluatie
Uit de gepresenteerde stukken wordt duidelijk dat de werking van de kortingsregeling door het kabinet in de gaten gehouden wordt. Aangekondigd is namelijk dat in 2025 en in 2028 de kortingsregeling geëvalueerd zal worden.
Let op! Het voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.
Het tarief van de overdrachtsbelasting op woningen die niet zijn aan te merken als eerste eigen woning, wordt vanaf 2026 verlaagd naar 8%. Nu is dat tarief nog 10,4%. Deze verlaging wordt met een nota van wijziging nog in het Belastingplan 2025 opgenomen. Het tarief voor de eerste eigen woning blijft ongewijzigd.
Meer huurwoningen
Met de verlaging wil het kabinet het aanbod van huurwoningen vergroten. Nu is een potentiële verhuurder bij aankoop van een woning die hij wil verhuren nog 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd.
Ook voor verhuur door ouders en vakantiewoningen
De maatregel is daarmee ook gunstig voor ouders die voor hun kind een woning kopen en deze aan hen verhuren. Deze constructie kan bijvoorbeeld interessant zijn als kinderen ten gevolge van de extreem hoge woningprijzen zelf geen eigen woning kunnen kopen. De verlaging van de overdrachtsbelasting telt verder ook bij de aankoop van een vakantiewoning.
Niet voor bedrijfspanden?
De voorgenomen tariefsverlaging lijkt niet te gaan gelden voor bedrijfspanden, maar alleen voor woningen. Voor bedrijfspanden lijkt het bestaande tarief van 10,4% gehandhaafd te blijven.
Tarief eerste eigen woning ongewijzigd
Het tarief van de overdrachtsbelasting voor de eerste eigen woning, dat wil zeggen een woning die langdurig als hoofdverblijf bewoond wordt door de koper, blijft ongewijzigd. Dit tarief bedraagt 2%, tenzij er gebruikgemaakt kan worden van de zogenaamde startersvrijstelling. Dan is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Deze startersvrijstelling geldt voor jongeren van 18 tot 35 jaar die een gebruikte woning kopen met een waarde tot € 510.000 (2024). Voor 2025 telt een waarde tot € 525.000. Deze vrijstelling is eenmalig en geldt alleen als de woning langdurig zelf bewoond wordt. Ook aan deze vrijstelling verandert niets.
Let op! Het plan tot verlaging van de overdrachtsbelasting moet nog in een wetsvoorstel worden gegoten en door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.
Het tarief van de overdrachtsbelasting op woningen die niet zijn aan te merken als eerste eigen woning, wordt vanaf 2026 verlaagd naar 8%. Nu is dat tarief nog 10,4%. Deze verlaging wordt met een nota van wijziging nog in het Belastingplan 2025 opgenomen. Het tarief voor de eerste eigen woning blijft ongewijzigd.
Meer huurwoningen
Met de verlaging wil het kabinet het aanbod van huurwoningen vergroten. Nu is een potentiële verhuurder bij aankoop van een woning die hij wil verhuren nog 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd.
Ook voor verhuur door ouders en vakantiewoningen
De maatregel is daarmee ook gunstig voor ouders die voor hun kind een woning kopen en deze aan hen verhuren. Deze constructie kan bijvoorbeeld interessant zijn als kinderen ten gevolge van de extreem hoge woningprijzen zelf geen eigen woning kunnen kopen. De verlaging van de overdrachtsbelasting telt verder ook bij de aankoop van een vakantiewoning.
Niet voor bedrijfspanden?
De voorgenomen tariefsverlaging lijkt niet te gaan gelden voor bedrijfspanden, maar alleen voor woningen. Voor bedrijfspanden lijkt het bestaande tarief van 10,4% gehandhaafd te blijven.
Tarief eerste eigen woning ongewijzigd
Het tarief van de overdrachtsbelasting voor de eerste eigen woning, dat wil zeggen een woning die langdurig als hoofdverblijf bewoond wordt door de koper, blijft ongewijzigd. Dit tarief bedraagt 2%, tenzij er gebruikgemaakt kan worden van de zogenaamde startersvrijstelling. Dan is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Deze startersvrijstelling geldt voor jongeren van 18 tot 35 jaar die een gebruikte woning kopen met een waarde tot € 510.000 (2024). Voor 2025 telt een waarde tot € 525.000. Deze vrijstelling is eenmalig en geldt alleen als de woning langdurig zelf bewoond wordt. Ook aan deze vrijstelling verandert niets.
Let op! Het plan tot verlaging van de overdrachtsbelasting moet nog in een wetsvoorstel worden gegoten en door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.
Het kabinet streeft er nog steeds naar om met ingang van 2027 een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement in te voeren. Of dat volledig gaat lukken is onzeker.
Nieuw box 3-stelsel
Aan het nieuwe box 3-stelsel wordt al een tijdje gewerkt. Zo presenteerde het vorige kabinet in 2022 al de eerste contouren en bood in september 2023 het Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ter internetconsultatie aan. Iedereen die dat wilde kon daarop reageren, hetgeen veelvuldig gebeurde. Na nog enkele aanpassingen in het wetsvoorstel in januari, april en juni 2024, bood het vorige kabinet het voorstel in juni 2024 voor advies aan de Raad van State aan.
Let op! Het huidige kabinet wil door met de plannen van het vorige kabinet en is in afwachting van het advies van de Raad van State dat in het najaar van 2024 wordt verwacht. Daarna kan het kabinet het wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer.
Volledige invoering mogelijk per 2027?
De recente arresten van de Hoge Raad die betrekking hebben op het huidige box 3-stelsel vragen veel van de capaciteit van de Belastingdienst. Onlangs heeft de Belastingdienst de staatssecretaris dan ook laten weten dat er onvoldoende capaciteit is om het nieuwe box 3-stelsel per 1 januari 2027 volledig in te laten gaan in de vorm waarin dit nu is opgenomen in het wetsvoorstel.
Gefaseerde invoering?
Op dit moment laat de staatssecretaris daarom onderzoeken welke alternatieven wel haalbaar zijn. Gedacht wordt onder meer aan een gefaseerde invoering. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zijn uitgangspunt wel blijft om per 1 januari 2027 een nieuw stelsel in box 3 in te voeren. De staatssecretaris hoopt eind 2024 de uitkomsten van zijn onderzoek naar alternatieven aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden.
De aftrek van vervoerskosten bij ziekte wordt, als het aan het kabinet ligt, vanaf volgend jaar vereenvoudigd. Voor de bepaling van de vervoerskosten bij ziekte moet vanaf 2025 worden uitgegaan van € 0,23 per km. Ernstig zieken en invaliden mogen vanaf 2025 voor extra vervoerskosten alleen een vast bedrag van € 925 per jaar aftrekken.
Aftrek zorgkosten
Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van uw inkomen. De wet bevat een limitatief aantal aftrekbare zorgkosten. Dit betreft onder andere de kosten van geneeskundige hulp, hulpmiddelen en vervoer. Bij deze laatste gaat het om vervoerskosten in verband met het bezoeken van een medisch hulpverlener of apotheek, extra vervoerskosten die men vanwege een ziekte of handicap maakt ten opzichte van een gezond persoon en de kosten van het regelmatig bezoeken van een zieke huisgenoot .
Let op! Voor de aftrek van zorgenkosten en dus ook vervoerskosten geldt een aantal voorwaarden. Deze vindt u hier.
Wijziging vervoerskosten per 2025
In het Belastingplan 2025 wordt voorgesteld om de aftrek van vervoerskosten te vereenvoudigen. Zo hoeft u voor de bepaling van de kosten van autovervoer naar een medisch hulpverlener of apotheek niet langer de werkelijke autokosten in aftrek uit te rekenen, maar kunt u een bedrag van € 0,23 per km in aftrek brengen. Het berekenen van de werkelijke autokosten is niet eenvoudig omdat dit veel verschillende kostenposten bevat en kan discussie met de Belastingdienst opleveren.
Let op! Hoewel de aftrek tegen een vast bedrag van € 0,23 wellicht een vereenvoudiging is, voelt u dit waarschijnlijk ook in uw portemonnee. Tot en met 2024 mag u namelijk de werkelijke autokosten per kilometer in aftrek brengen. Deze zullen over het algemeen hoger zijn dan € 0,23 per kilometer.
Let op! Voor reiskosten met de taxi of het openbaar vervoer blijven de werkelijke kosten aftrekbaar. Hiervoor moet u wel uw bonnen bewaren.
Vaste aftrek voor ernstig zieken en invaliden
Als u ziek of invalide bent en u daardoor meer vervoerskosten maakt dan mensen die niet ziek of invalide zijn, mag u op dit moment die extra kosten in aftrek brengen. Dit is geen eenvoudige berekening omdat u én de werkelijke autokosten moet berekenen én een vergelijking moet maken met de autokosten van mensen die in financieel en maatschappelijk opzicht vergelijkbaar met u zijn. Alleen als u aannemelijk kunt maken dat u door uw ziekte of invaliditeit meer autokosten maakt, mag u die aftrekken.
Vanwege de beoogde vereenvoudiging wordt ook deze aftrek van extra vervoerskosten voor ernstig zieken en invaliden gewijzigd. Zij hoeven vanaf 2025 niet langer de werkelijke extra gemaakte vervoerkosten vast te stellen, maar kunnen een vast bedrag van € 925 per jaar aftrekken.
Om hiervoor vanaf 2025 in aanmerking te komen moet kunnen worden aangetoond dat de ernstig zieke of gehandicapte persoon niet meer dan 100 meter lopend af kan leggen. Dit kan bijvoorbeeld met een gehandicaptenkaart, PGB, gemeentebesluit WMO of doktersverklaring.
Let op! Een eventuele vergoeding die de zieke of invalide persoon ontvangt of had kunnen ontvangen moet in mindering worden gebracht op het vaste bedrag van € 925 per jaar.
Tip! Bepaalde aanpassingen aan de auto van de zieke of invalide persoon, bijvoorbeeld het aanpassen van de auto voor het vervoer van een rolstoel, blijven vanaf 2025, onder de daarvoor gestelde voorwaarden, aftrekbaar als uitgaven voor een hulpmiddel.
Bezoek huisgenoot in ziekenhuis of zorginstelling
Tenslotte vindt een kleine wijziging plaats in de aftrek van vervoerskosten voor het bezoeken van een huisgenoot in een ziekenhuis of zorginstelling. Vanaf 2025 is voor toepassing van de aftrek niet langer beslissend dat bij aanvang van de ziekte een gemeenschappelijke huishouding werd gevoerd met de verpleegde, maar dat dit het geval was bij aanvang van de verpleging.
Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.