Sommige hulpmiddelen zijn aftrekbaar als zorgkosten. Maar zijn de met die hulpmiddelen samenhangende energiekosten dan ook aftrekbaar?

Invalide

Zorgkosten

Sommige zorgkosten zijn onder voorwaarden, boven een drempelbedrag, aftrekbaar. Ook hulpmiddelen behoren daartoe. Wel gelden er enkele voorwaarden en uitsluitingen. Zo kunnen hulpmiddelen alleen aftrekbaar zijn als ze hoofdzakelijk door zieke en invalide personen worden gebruikt. 

Tip! Alles over de aftrek van zorgkosten kunt u hier nalezen.

Ook energiekosten?

De Belastingdienst heeft duidelijk gemaakt dat energiekosten op zichzelf niet aftrekbaar zijn als zorgkosten, omdat het geen stoffelijke zaak betreft. Moet bijvoorbeeld een kamer vanwege een ziekte op een bepaalde temperatuur worden gehouden, dan zijn deze energiekosten dus niet aftrekbaar.

Samenhangende kosten

Kosten die samenhangen met een hulpmiddel, kunnen daarentegen wel voor aftrek in aanmerking komen. Hierbij kan gedacht worden aan onderhouds- of verzekeringskosten. Ook energiekosten kunnen daarom in aftrek komen als zorgkosten, maar alleen als ze samenhangen met een hulpmiddel dat ook aftrekbaar is. 

Bewijslast

De bewijslast met betrekking tot de in aftrek te brengen energiekosten ligt bij belastingplichtige. Die zal het energieverbruik dienen te vermenigvuldigen met zijn gemiddelde energieprijs om zodoende de aftrek aan energiekosten te kunnen onderbouwen.

Er komt vanaf 2027 een nieuwe andere vorm van financiële steun voor het opwekken van energie via zon en wind. De bestaande subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) wordt per 2027 aangepast.

Windmolen

Europese wetgeving

De subsidieregeling SDE++ is als gevolg van Europese wetgeving niet meer mogelijk voor het opwekken van hernieuwbare elektriciteit, zoals zonne-energie en windenergie op het land.

Nadeel SDE++

De SDE++ heeft als nadeel dat bedrijven een groot financieel voordeel behalen bij een hoge marktprijs voor stroom, terwijl de bedrijven bij een lage marktprijs subsidie ontvangen. Om de hierdoor ontstane overstimulering en oneerlijke concurrentie te voorkomen, wordt een nieuwe vorm van financiële steun ingevoerd die voor de hele EU hetzelfde is.

Wet toepassing tweerichtingscontracten ter verrekening van verschillen

Het kabinet werkt aan een nieuwe wet, de ‘Wet toepassing tweerichtingscontracten ter verrekening van verschillen’. Via deze nieuwe wet kan de overheid contracten afsluiten met marktpartijen die via grote opwekinstallaties zonne- en windenergie gaan leveren.

Vaste prijs

In de nieuwe wet wordt dus geen subsidie meer verstrekt, maar worden contracten afgesloten tegen een vaste energieprijs. Dit kunnen ook contracten zijn met een boven- en ondergrens in energieprijs. Bij een marktprijs onder de afgesproken ondergrens betaalt de overheid het verschil bij, terwijl in de omgekeerde situatie het bedrijf het verschil aan de overheid betaalt.

Wellicht ook kernenergie

Het wetsvoorstel heeft betrekking op het opwekken van stroom via zonne- en windenergie. Het biedt wel de mogelijkheid dat ook kernenergie en andere technieken voor duurzame energieproductie en/of CO2-reductie voor de financiële steun in aanmerking komen, maar hiervoor bestaan nu nog geen concrete plannen.

Internetconsultatie

Via een internetconsultatie stelt de overheid geïnteresseerden in de gelegenheid te reageren op het wetsvoorstel. Reageren kan via tot en met 14 november 2025.

De negatieve inkomensgevolgen in 2025 voor bepaalde deeltijdwerkers worden vanaf 2026 gecompenseerd. Dit is het gevolg van een aanpassing van het Belastingplan 2026 op verzoek van de Tweede Kamer.

Grafiek

Motie

Deeltijdwerkers die op jaarbasis minder verdienen dan het minimumloon en een loonsverhoging hebben die lager is dan de algemene loonontwikkeling, hebben in 2025 te maken met negatieve inkomensgevolgen. Dit wordt veroorzaakt door koopkrachtmaatregelen uit het Belastingplan 2025. In een aangenomen motie verzocht de Tweede Kamer het kabinet om deze negatieve inkomensgevolgen vanaf 2026 ongedaan te maken.

Aanpassing arbeidskorting

Het kabinet vindt het zelf ook belangrijk dat de koopkracht van iedereen, dus ook de laagste inkomens, zowel in 2025 als in 2026 positief is. Het kabinet voert de aangenomen motie daarom uit door in het Belastingplan 2026 de indexatie van de eerste twee inkomensgrenzen in de arbeidskorting zo aan te passen dat lage inkomens in 2026 meer recht op arbeidskorting krijgen. Vooral deeltijdwerkers met een uurloon op of rond het minimumloon gaan er hierdoor iets op vooruit.

Financiering aanpassing

Om de aanpassing in de arbeidskorting voor lage inkomens te financieren, wordt het Belastingplan 2026 ook op de volgende punten aangepast:

  • de verhogingen van de arbeidskorting van € 25 en € 27 gaan niet door,
  • het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting wordt 0,05% minder verlaagd (de eerste schijf komt daarmee in 2026 uit op 35,75%),
  • de komende jaren wordt het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting in geleidelijke stapjes nog minder verlaagd (tot 0,09% minder in 2035), en
  • het hoogste tarief in de inkomstenbelasting (49,5%) is verschuldigd vanaf een lager inkomen dan eerder in het Belastingplan 2026 opgenomen.

Hoe moet het werkelijke rendement in box 3 van een personeelslening berekend worden als de rente op die lening onzakelijk laag is?

Schenken

Personeelslening

Als een werknemer geld leent van zijn werkgever, moet de werkgever in principe een zakelijke rente berekenen. Een zakelijke rente is een rente die op het moment van aangaan van de leningsovereenkomst marktconform is. Berekent de werkgever een lagere rente, dan heeft de werknemer een rentevoordeel dat belast is als loon uit de dienstbetrekking.

Let op! De werkgever kan ervoor kiezen om een rentevoordeel van een werknemer aan te wijzen in de vrije ruimte. De werkgever neemt dan belasting voor zijn rekening. Indien en voor zover op jaarbasis de vrije ruimte wordt overschreden betaalt de werkgever 80% eindheffing. Aanwijzen in de vrije ruimte mag niet als het rentevoordeel betrekking heeft op een lening voor een eigen woning waarvan de rente aftrekbaar is in de inkomstenbelasting.

Box 3

Als de personeelslening tot box 3 behoort, ontstaat de vraag hoe in dat geval het werkelijke rendement in box 3 voor de tegenbewijsregeling moet worden berekend. De Belastingdienst geeft aan dat de werknemer zowel de daadwerkelijk betaalde rente als het rentevoordeel als negatief rendement in aanmerking kan nemen bij de bepaling van het totale werkelijke rendement in box 3.

Een eerder aangenomen beperking van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling voor aandelen (DSR ab) tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5%, gaat niet door. Ook wijzigingen van de BOR inzake de familietoets bij aandelen en de verwateringsregeling treden niet in werking.

Handen schudden

Beperking tot gewone aandelen

Eind 2024 is een wetsvoorstel aangenomen waarin de BOR en de DSR ab beperkt wordt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5%. Door deze wijziging zouden alleen nog gewone aandelen kwalificeren. Winstbewijzen, opties op aandelen en zogenaamde trackingstocks zouden dan niet meer voor de BOR en DSR ab in aanmerking komen.

Deze wijziging zou in werking treden op een nog nader bekend te maken datum. De staatssecretaris heeft echter onlangs laten weten dat het huidige kabinet niet van plan is   om die datum bekend te maken. Dit betekent dat de beperking tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% niet in werking treedt.

Wijzigingen in familietoets en verwateringsregeling

Eind 2023 zijn wijzigingen in de familietoets en de verwateringsregeling door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen. Hierdoor zouden kleine aandeelbelangen ̶   ongeacht de grootte, dus ook aandelen in box 3 ̶   in aanmerking komen voor de BOR als een familiegroep een belang heeft van minimaal 25%. Ook zou de verwateringsregeling worden verruimd door de toegang tot de BOR en DSR ab te behouden ook als de aandelenbelangen verwateren over familieleden onder het huidig toegestane percentage van 0,5%.

Deze wijziging zou ook in werking treden op een nog nader bekend te maken datum. Net als de beperking tot gewone aandelen, is het huidig kabinet ook hiervoor niet van plan om die datum bekend te maken. Ook de wijzigingen in de familietoets en de verwateringsregeling treden daarom niet in werking.

Later alsnog?

De inwerkingtreding van deze wijzigingen in de toegang tot de BOR en DSR ab, de familietoets en de verwateringsregeling waren aan elkaar gekoppeld. Voor al deze wijzigingen geldt dat het huidige kabinet niet van plan is om hier uitvoering aan te geven. Het is echter niet uit te sluiten dat een volgend kabinet hier nog een ander besluit overneemt.