Als alternatief voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) kunnen ondernemers deelnemen in een zogenaamde schenkkring. Hoe wordt volgens de Belastingdienst het aandeel van de ondernemer in de derdengeldenrekening van de schenkkring belast in box 3?

Sparen

Schenkkring

Een schenkkring vormt voor ondernemers een alternatief voor een AOV. De deelnemer van een schenkkring stort de verschuldigde bedragen hiervoor op een derdengeldenrekening die op naam staat van de schenkkring (over het algemeen een stichting). Elke deelnemer heeft een eigen kenmerk.

Arbeidsongeschikte deelnemers ontvangen een uitkering van de schenkkring. Deze uitkeringen verminderen de op derdengeldenrekening gestorte bedragen van alle deelnemers. De deelnemers hebben geen directe toegang tot hun aandeel in de derdengeldenrekening. Zij kunnen hun deelname wel beëindigen. Het overgebleven aandeel wordt dan naar de ex-deelnemer teruggestort.

Box 3

De Belastingdienst is van mening dat het aandeel van de deelnemer in een dergelijke schenkkring wordt aangemerkt als overige bezitting in box 3. Dit betekent dat hiervoor het hogere forfaitaire rendementspercentage (voor 2024 vastgesteld op 6,04%) geldt en niet het lagere percentage van banktegoeden (voor 2024 voorlopig vastgesteld op 1,03%).

Let op! Voor een aandeel in een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder geldt vanaf 1 januari 2023 een uitzondering. Deze gelden worden wel aangemerkt als banktegoed. Voor andere derdengeldenrekeningen geldt deze uitzondering echter niet.

Tip! Er zijn misschien nog schenkkringen die niet werken met een derdengeldenrekening. In die gevallen storten de leden hun bijdragen op een zelf te openen bankrekening. De Belastingdienst geeft aan dat dergelijke rekeningen wel worden aangemerkt als banktegoed en dus niet als overige bezitting in box 3.

Lager werkelijk rendement?

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat als het werkelijke rendement in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement, heffing in box 3 plaats kan vinden op basis van het werkelijke rendement. Of u een beroep hierop kunt doen, zal afhankelijk zijn van uw overige box 3-vermogen.

Formulier OWR

Op dit moment wordt nog een formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) ontwikkeld, waarmee u straks (waarschijnlijk vanaf medio 2025) uw werkelijke rendement kunt opgeven. Tot die tijd kunt u uw werkelijke rendement nog niet doorgeven aan de Belastingdienst.

Let op! Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting? Overleg dan met een van onze adviseurs of bezwaar maken zinvol is. Doe dit op tijd, want bezwaar maken moet binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.

Heeft u een aanslag of beschikking btw of loonheffingen van de Belastingdienst ontvangen met belastingrente? Controleer dan of er niet te veel belastingrente is berekend. Het te veel berekende bedrag kunt u, onder voorwaarden, terugvragen.

Geld

Belastingrente

De Belastingdienst berekent belastingrente als u te laat uw btw of loonheffingen betaalt. De belastingrente wordt dan berekend vanaf het moment dat de belasting betaald had moeten zijn. In bepaalde situaties heeft u misschien in (een deel van) die periode wel al (een deel van) de belasting betaald. U kunt de Belastingdienst dan vragen om de belastingrente te verlagen.

Een voorbeeld
Stel dat u in juli 2022 netjes op tijd uw aangifte btw indiende over juni 2022 en de verschuldigde btw betaalde. In 2023 komt u tot de ontdekking dat u, naar uw mening, te veel btw afdroeg over juni 2022 en vraagt u een deel van de afgedragen btw terug. In 2024 blijkt dat u toch te weinig btw betaalde over juni 2022. De Belastingdienst legt een naheffingsaanslag btw op met belastingrente. De Belastingdienst berekent daarbij ook over de periode tussen uw betaling in juli 2022 en uw teruggave in 2023 belastingrente. Daarom kunt u de Belastingdienst verzoeken om die belastingrente te verlagen.

Voorwaarden

Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo kunt u geen verzoek doen als de totale belastingrente op de aanslag of de beschikking lager is dan € 100. Verder moet u in uw verzoek een aantal gegevens verstrekken, zoals het aanslag- of beschikkingsnummer, de periode waarover u renteverlaging vraagt, het bedrag waarover ten onrechte belastingrente is berekend en de datum waarop u dit bedrag betaalde (inclusief betalingskenmerk).

Let op! VDenkt u belastingrente te moeten betalen over een periode dat de Belastingdienst al over de belasting beschikte, neem dan contact met ons op. Onze adviseurs kunnen voor u beoordelen of u inderdaad te veel belastingrente betaalde en of het loont om een verzoek tot verlaging te doen.

Als een auto wordt verhuurd, is voor de btw van belang hoe lang de verhuur duurt en waar de huurder van de auto woont. Voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant speelde onlangs een zaak waarbij een autoverhuurbedrijf de btw probeerde te beperken.

Auto

Langdurige verhuur

Bij langdurige verhuur van een auto aan een particulier vindt de dienst plaats waar de huurder woont, gevestigd is of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft. De btw van het betreffende land moet dan in rekening worden gebracht. Wettelijk is bepaald dat het verhuren voor meer dan dertig dagen als langdurig moet worden aangemerkt.

Registratiefee

In een zaak die onlangs speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant betaalde een in Duitsland gevestigde vennootschap geen btw in Nederland en deed ook geen aangifte van omzetbelasting. Volgens het bedrijf was er geen sprake van verhuur van auto’s, maar werd een ‘registratiefee’ in rekening gebracht. Het bedrijf had naar eigen zeggen een verhuurcontract gebruikt voor het vastleggen van de gegevens van de huurder, voor het geval er verkeersboetes op de mat zouden vallen.

Verhuur, dus Nederlandse btw

Uit de feiten bleek echter wel degelijk dat de auto’s gewoon langdurig verhuurd werden aan Nederlandse particulieren. Dit bleek onder meer uit de registratie van de kilometerstand in het huurcontract en de vermelding van de lakschades. Er had dus Nederlandse btw in rekening gebracht moeten worden aan de Nederlandse klanten. De naheffingen plus boetes bleven in stand. 

De belastingplannen voor 2025 bieden goed nieuws voor degenen die een aanmerkelijk belang hebben in een bv, waaronder dga’s. Het tarief van de tweede schijf in box 2 wordt namelijk verlaagd van 33 naar 31%. Uitkeringen uit de bv, zoals dividend, worden daardoor voor degenen met een aanmerkelijk belang minder zwaar belast als deze uitkeringen belast zijn in de tweede schijf. Het kabinet draait daarmee de tariefsverhoging van dit jaar voor een deel weer terug.

Euro

Tarief box 2

Het tarief van box 2 kent vanaf 2024 twee schijven. De eerste schijf kent in 2025 een tarief van 24,5%. Dit tarief blijft ongewijzigd ten opzichte van 2024, alleen de schijf wordt iets verruimd van € 67.000 in 2024 naar € 67.804 in 2025. De tweede schijf kent in 2025 een tarief van 31% voor het inkomen boven € 67.804. Dit jaar (2024) is dit tarief nog 33% en geldt dit vanaf € 67.000. In 2025 geldt dus een verlaging van het tarief met 2%.

Dubbel profijt voor partners

Fiscale partners kunnen inkomsten in box 2 overigens onderling verdelen. Als ze dit doen, kunnen ze tot een inkomen in box 2 van € 135.608 van het lage tarief van 24,5% profiteren. Alleen boven dit bedrag geldt dan ook voor hen het hoge tarief van 31%.

Tip! Als uw partner geen inkomen heeft, is het aan uw partner toedelen van een deel van dividend ook een manier om te voorkomen dat de algemene heffingskorting verloren gaat.

Box 2 voortaan ook van belang voor hoogte heffingskorting

Naast genoemde tariefsverlaging is voor dga’s van belang dat de hoogte van de algemene heffingskorting vanaf 2025 ook afhangt van het inkomen in box 2. Inkomen in box 2 zou er vanaf 2025 daarom voor kunnen zorgen dat de algemene heffingskorting lager of zelfs nihil wordt. Dit kan betekenen dat u niet alleen 24,5% betaalt over een dividenduitkering, maar ook nog minder algemene heffingskorting krijgt (ter grootte van 6,337 % van de dividenduitkering). Of dit effect daadwerkelijk optreedt is afhankelijk van de hoogte van uw andere inkomen (waaronder uw loon uit de bv).

Ook in 2024 al dividend?

In 2024 betaalt u tot € 67.000 (als u een fiscale partner heeft tot € 134.000) 24,5% in box 2. In 2024 heeft een dividenduitkering nog geen invloed op de hoogte van de algemene heffingskorting. Beoordeel daarom of u tot dit bedrag tegen het lage tarief van 24,5% een dividenduitkering kunt doen. 

Let op! Houd er wel rekening mee dat dividenduitkeringen in 2024 uw vermogen in box 3 verhogen. 

Tip! Krijgt u te maken met de Wet excessief lenen, ook wel de dga-taks genoemd? Bijvoorbeeld omdat u een schuld heeft aan uw bv die meer bedraagt dan € 500.000? Dan kunt u dat mogelijk in 2024 oplossen tegen (deels) het 24,5%-tarief in box 2. Overleg hierover met een van onze adviseurs.

In het jaar voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel mogen pensioenuitvoerders eenmalig het Uniforme Pensioenoverzicht (UPO) later versturen dan 30 september, de gebruikelijke uiterste verstrekdatum. Deze uiterste datum wordt bij uitzondering 30 november 2024.

Grafiek

Onduidelijkheid voorkomen

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft op verzoek van pensioenuitvoerders besloten eenmalig een uitzondering op de uiterste verstrekdatum toe te staan. De reden waarom van deze beleidsregel wordt afgeweken is het voorkomen van verwarring bij deelnemers.

Pensioenuitvoerders zouden deelnemers eerst een UPO moeten sturen met pensioengegevens in de oude regeling en vervolgens een verwachting van het pensioen in de nieuwe regeling. Dat zou tot veel onduidelijkheid kunnen leiden.

Samen met een transactieoverzicht versturen

Het UPO moet tegelijkertijd met een eerste transactieoverzicht worden verstrekt. De pensioenuitvoerder moet een duidelijke toelichting meesturen waaruit blijkt wat het verschil is tussen beide documenten en wat het verband is. Wanneer deelnemers de betreffende informatie toch eerder willen hebben, zijn pensioenuitvoerders verplicht dat verzoek in te willigen. 
Daarnaast moeten zij de deelnemers digitaal informeren over de latere verstrekdatum en ook over de mogelijkheid om de informatie eerder op te vragen.

Uiterlijk 30 september doorgeven aan de AFM

Pensioenuitvoerders die van deze eenmalige verruiming gebruik willen maken, moeten dat op eigen initiatief uiterlijk 30 september bij de AFM melden door een mail te sturen naar pensioen@afm.nl.

Let op! Het kan dus zijn dat u en/of uw medewerkers dit jaar het UPO later ontvangen.