Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van het inkomen. Die voorwaarden luisteren nauw. Waar moet u rekening mee houden en waar moeten de gemaakte kosten aan voldoen?
Aftrek zorgkosten
De aftrek van zorg- of ziektekosten betekent dat uw belastbaar inkomen vermindert, waardoor u minder belasting betaalt. Lang niet alle zorgkosten zijn aftrekbaar. Ook geldt er ten aanzien van de kosten die u wilt aftrekken een drempel waarbij geldt: hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Ook is bepalend of u (het hele jaar) een fiscale partner heeft. De drempel betekent dat u een deel van de kosten niet kunt aftrekken, u mag namelijk alleen het bedrag aftrekken dat boven de voor u geldende drempel uitkomt.
Welke zorgkosten
De aftrek van zorgkosten is beperkt tot een aantal wettelijk omschreven kosten. Zo zijn bijvoorbeeld de kosten van een bril tegenwoordig niet meer aftrekbaar. Welke zorgkosten aftrekbaar zijn vindt u in een overzicht van de Belastingdienst.
Let op! Check goed in het overzicht van de Belastingdienst welke kosten voor het jaar van uw aangifte aftrekbaar zijn. Deze kunnen namelijk per jaar verschillen.
Meer voorwaarden
Ook geldt er een aantal andere voorwaarden. Zo blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de gemaakte kosten in direct verband moeten staan tot een ziekte en moet er een medische noodzaak zijn tot het maken van de kosten waaraan men zich in redelijkheid niet kan onttrekken.
Verklaring arts
Vereist is ook dat medische hulp wordt verricht door een arts of door een paramedicus op voorschrift en onder begeleiding van een arts. In een rechtszaak bij het gerechtshof in Den Haag was sprake van kosten voor het maken van een MRI-scan in het buitenland. Omtrent deze MRI-scan had de huisarts verklaard dat deze was ondergaan in verband met neurologische problematiek. Volgens het Hof was dit echter onvoldoende.
Direct verband of medische noodzaak?
Volgens het Hof betekende de verklaring nog niet dat er sprake was van een direct verband tussen de MRI-scan en de neurologische problemen, noch dat er sprake was van een medische noodzaak tot het maken van deze kosten. Dit bleek onder meer uit het feit dat de verklaring zo’n drie jaar na het uitvoeren van de MRI-scan was uitgeschreven. Volgens het Hof had een verwijzingsbrief van een arts of specialist hierover duidelijkheid kunnen geven, maar die was niet aanwezig. Ook bleek niet dat de MRI-scan gebruikt was ter behandeling van de ziekte van belastingplichtige. De aftrek werd dan ook geschrapt.
Het depositogarantiestelsel is per 1 september 2024 verruimd. De verruiming betekent dat er in meer gevallen een hogere garantie geldt van € 500.000 en dat de termijn verlengd wordt waarbinnen het depositogarantiestelsel geldt.
Depositogarantiestelsel
Het depositogarantiestelsel houdt in dat bedragen op bank- en spaarrekeningen tot € 100.000 per persoon zijn gegarandeerd als een bank niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Deze grens wordt tijdelijk opgehoogd met € 500.000, dus bovenop de € 100.000 als het saldo op een rekening is verhoogd door de aan- of verkoop van een woning. Deze verhoogde grens geldt vanaf 1 september van dit jaar voor meer situaties.
Wanneer hogere grens?
De tijdelijke opgehoogde grens met € 500.000 geldt vanaf 1 september 2024 ook als het saldo extra toeneemt als gevolg van andere gebeurtenissen. Denk hierbij aan een uitkering van een pensioen, bij ontslag, een huwelijk, de uitkering van een verzekering of door een vergoeding voor geleden schade.
Langere termijn
Vanaf 1 september geldt er ook een langere termijn waarbinnen een beroep op het depositogarantiestelsel kan worden gedaan. Deze bedraagt nu drie maanden en wordt verruimd naar zes maanden nadat het geld is gestort. Verder is verduidelijkt dat rekeninghouders vijf jaar de tijd hebben om hun geld op te vragen als dit verloren is gegaan doordat de bank zijn verplichtingen niet meer kon nakomen.
Samenwerkingsverband telt voor één
Verduidelijkt is ook dat niet-natuurlijke personen zonder rechtspersoonlijkheid, zoals maatschappen en vof’s, als één depositohouder worden gezien en dus ook één keer een beroep op het depositogarantiestelsel kunnen doen. De erin samenwerkende natuurlijke personen kunnen daarnaast zelf ieder ook één keer een beroep op het depositogarantiestelsel doen. Deze wijziging gaat later in, maar het is nog niet bekend wanneer.
Tip! Spreid uw vermogen over meerdere banken als dit meer bedraagt dan genoemde grenzen om te voorkomen dat u bijvoorbeeld bij een faillissement van uw bank een deel van uw vermogen kwijtraakt.
De Hoge Raad heeft zich uitgesproken over de vraag hoe de erfbelasting wordt berekend voor een biologisch, maar niet erkend kind. Wordt dit kind behandeld als eigen kind met een hogere vrijstelling en lagere tarieven of als een derde met een lagere vrijstelling en hogere tarieven?
De casus
Bij de geboorte van het kind waren de moeder en biologische vader niet met elkaar getrouwd. De biologische vader heeft het kind daarna niet wettelijk erkend. Erkenning van het kind heeft later wel plaatsgevonden door de huwelijkspartner van de moeder. Tussen de biologische vader en het kind bestond wel een family life, wat onder meer bleek uit een door een rechtbank vastgestelde omgangsregeling. De biologische vader had het kind in zijn testament als erfgenaam benoemd.
Bij overlijden van de biologische vader erfde het kind. Het kind wilde hierbij een beroep doen op de vrijstelling (in 2024 € 25.187) en de tarieven (in 2024 10% en 20%) van een eigen kind. De Belastingdienst paste de vrijstelling (in 2024 € 2.658) en tarieven (in 2024 30% en 40%) van een derde toe. Het kind procedeerde hierover tot aan de Hoge Raad.
Oordeel Hoge Raad: geen eigen kind
De Hoge Raad oordeelt dat door de erkenning de moeder en de huwelijkspartner van de moeder juridisch de ouders van het kind zijn. Het is op dit moment niet mogelijk om meer dan twee juridische ouders te hebben. Het kind is door de biologische vader niet erkend. Het kind kan wettelijk gezien dan ook geen beroep doen op de vrijstelling en tarieven in de erfbelasting van een eigen kind.
Oordeel Hoge Raad: wel strijd met discriminatieverbod EVRM
De Hoge Raad oordeelt echter ook dat er strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM in samenhang met artikel 8 EVRM. Het onderscheid dat bestaat tussen een biologisch kind dat binnen het huwelijk geboren wordt en een biologisch kind dat niet erkend is maar waarmee wel een family life heeft bestaan, is in strijd met dit discriminatieverbod.
Geen rechtsherstel
De Hoge Raad biedt vervolgens geen rechtsherstel, maar oordeelt dat het opheffen van dit discriminatieverbod vooralsnog aan de wetgever moet worden overgelaten. Het opheffen van dit verschil vraagt namelijk keuzes die buiten de taak van de rechter liggen.
Maatschappelijke ontwikkelingen
De Hoge Raad wijst daarbij op maatschappelijke ontwikkelingen rond meerouderschap, meeroudergezag en draagmoederschap. Dit vraagt om verdergaande politieke keuzes over onder meer de familierechtelijke positie van buitenhuwelijkse kinderen.
Vervolg
Het kind uit deze casus krijgt geen gelijk. Hoewel de Hoge Raad meent dat strijd bestaat met het discriminatieverbod uit het EVRM, lost de Hoge Raad dit niet zelf op. De wetgever is nu aan zet, maar dat zal het kind uit de casus niet meer baten. Die betaalt erfbelasting met toepassing van de lagere vrijstelling en de hogere tarieven.
Tip! Heeft u een vergelijkbare situatie? Overleg dan met een van onze adviseurs.
What are the most important tax proposals for entrepreneurs of the Dutch Minister of Finance Heinen on the Dutch Prince’s Day 2024? We list the ten most important ones for you.
1. Reduction of high rate second bracket of box 2
Since January 1, 2024, the uniform rate of box 2 has been replaced by two rates. For dividends received up to € 67,000, a rate of 24.5% will apply in 2024. This rate will remain the same in 2025, but will then apply to dividends up to € 67,804. For the year 2024, the rate of the second bracket at the end of 2023 was changed at the last minute from the originally proposed 31 to 33%. This change will now be reversed with effect from 2025. A 33% rate in the second bracket will still apply in 2024; a 31% rate in the second bracket has been proposed starting in 2025.
Tip! Tax partners benefit twice from the rate of the first low bracket, which means that a dividend distribution of €134,000 in 2024 is taxed at the low rate of 24.5%. In 2025, the low rate of 24.5% applies to tax partners up to a dividend distribution of €135,608.
Note! As of 2025, dividend payments also affect the reduction of the general tax credit. The general tax credit will generally decrease or may even become zero as a result of a dividend distribution as of 2025. In addition, a dividend distribution, even as early as 2024, affects the so called ‘dga tax’ and the amount of box 3 assets. Therefore, consult with your advisor to determine the most advantageous dividend distribution in your situation in 2024.
2. Abolition of reduced VAT rate art, culture, sports and hotel stays as of January 1, 2026
The reduced VAT rate of 9% for culture, media, lodging (hotels, vacation homes and mobile homes), books and sports will be abolished as of Jan. 1, 2026. The general VAT rate of 21% will then apply.
Note! For non-profit sports associations, the exemption continues to apply.
Tip! There are some exceptions: cinemas, circuses, camping sites and day recreation (amusement parks, playgrounds and ornamental gardens and zoos) remain subject to the reduced VAT rate of 9%.
Note!The adjustment of the VAT rate depends on when the service is provided, not when the service provider receives payment. For example, if you sell a ticket for a theater performance in 2025 for a performance that takes place in 2026, the general rate of 21% already applies in 2025.
3. Transfer tax reduction for non-owner-occupied housing
The general transfer tax rate of 10.4% will be reduced to 8% for homes not in owner-occupied use as of Jan. 1, 2026. This rate reduction does not apply to commercial properties. For homes that are owner-occupied, the transfer tax rate will remain at 2% – under the conditions already in place for this purpose. For first-time buyers under 35 years of age, the one-time exemption from transfer tax will continue to apply – under the conditions already in force for this purpose.
Note! This reduction has not yet been included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (envisaged in October 2024).
4. Business succession regulation and pass-through regulation
The purpose of the business succession regulation (BOR) and the pass-through regulation (DSR) is to prevent the continuity of the business from being jeopardized by the tax burden during real business transfers. You can therefore pass the baton to the next generation with a tax incentive. The BOR and DSR play an important role in the transfer of family businesses, but pay attention to the changes already adopted at the end of 2023 and the additional changes announced.
The Cabinet proposes to reduce the mandatory continuation period from five to three years as of January 1, 2025. If this proposal is adopted, this means that a continuation period of five years will continue to apply to acquisitions occurring before January 1, 2025, while a continuation period of three years will then apply to acquisitions as of January 1, 2025.
As of Jan. 1, 2026, the proposed changes include the following:
Limit the BOR and DSR for shares to common shares with a minimum interest of 5%. Options and profit certificates, among others, will then no longer qualify for the BOR and DSR for shares.
Simplify restructuring during the possession and continuation period.
A longer possession period for donors and testators who started the business later than two years after their state pension age.
Addressing unintended use of double BOR.
Note! Since January 1, 2024, real estate made available to third parties (including rentals) already by default no longer qualifies as business assets. Donating or inheriting such real estate with application of the BOR is since then no longer possible.
5. Rollback of the more limited 30% ruling for expats
Employees who come to the Netherlands and meet the criteria, can claim the 30% ruling. This allows them to receive up to 30% of their salary untaxed. In the Tax Plan 2024, a moderation in steps to 10% was announced (the so-called ’30-20-10-rule’). This austerity will be largely reversed, but in addition a higher salary standard will be instituted.
As of Jan. 1, 2027, a constant flat rate of 27% will be introduced for up to five years. In 2025 and 2026, a rate of 30 will apply to all employees who meet the criteria. The salary standard will be raised from €46,107 (amount in 2024) to €50,436 from 2027. For incoming employees who are younger than 30 and have a master’s degree, the salary standard is increased from € 35,048 (amount in 2024) to € 38,338.
Note!For employees who already applied the 30% rule before 2024, the percentage of 30 will apply for the entire term. In addition, the old (indexed) income standard will continue to apply to them. Thus, they will not face 27% and a higher salary standard from 2027.
Note! These changes are not yet included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (targeted in October 2024).
6. Motor vehicle tax credit for emission-free passenger cars
Currently, users of an emission-free passenger car (fully electric or hydrogen-powered) do not pay motor vehicle tax. At the end of 2019, the Climate Agreement Tax Measures Act already adopted that a 75% motor vehicle tax rate discount will apply to such cars in 2025 and that the rate discount will be abolished from January 1, 2026. However, because zero-emission passenger cars have heavier batteries, they are also taxed more heavily. To reduce this difference and thus ensure that no fewer emission-free passenger cars will be sold, a 25% reduction in the motor vehicle tax rate for emission-free cars will apply from 2026 through 2029. The government has announced to assess in the spring of 2025 whether the 25% rate discount for emission-free passenger cars is sufficient.
Note! This change is not yet included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (targeted in October 2024).
7. Abolition of the gift deduction in corporate income tax.
For fiscal years beginning on or after January 1, 2025, the corporate gift deduction will be abolished. This means that as of that date, you can no longer deduct donations from your company from your profits. Donations from your company will additionally be considered a dividend distribution to you privately from 2025 and will therefore be taxed with dividend tax and in box 2 of the income tax. In box 2, depending on the amount of total dividend payments in a year, a rate of 24.5% or 31% will apply in 2025. However, you can, under conditions, then use the gift deduction in income tax in private.
Note! Although the gift deduction in corporate income tax disappears, this deduction in income tax remains unchanged in 2025.
Note! Do you support charities through sponsorship or advertising? Then these costs are not donations, but business expenses. These costs, like other business expenses, remain deductible from profits. The same applies to expenses you incur as part of Corporate Social Responsibility.
8. Introduction third income tax bracket
As of January 1, 2025, a new reduced first bracket will be introduced in Box 1. This will provide a more targeted reduction in the burden on middle-income earners in particular. The rate in this first bracket will drop from 36.97% (2024) to 35.82% (2025). This bracket runs in 2025 up to an income of €38,441. The rate of the second bracket in 2025 is 37.48% and runs up to € 76. 817.The limit for the third (highest) bracket is thus € 1,298 higher than in 2024. The highest rate in box 1 remains 49.5%.
Note! If you fall in the lowest rate, you will also receive deductions in the lowest rate.
9. Box 3 rate remains 36%
The rate in box 3 will remain at 36% next year. Despite expectations that the rate for box 3 would be lowered to reduce the tax burden on savers and investors, the rate will not change.
Note! On June 6, 2024, the Supreme Court ruled – briefly described – that a taxpayer is entitled to more legal recovery if the actual return in box 3 is lower than the statutory (flat rate) return. The consequences and further details of this ruling have been fleshed out a bit further in a parliamentary letter published on Prince’s Day 2024. We will inform you about this in more detail shortly.
10. Changes to the earnings stripping measure
The earnings stripping measure limits the generic interest deduction and applies to all corporate taxpayers. As a result, you can deduct less of the difference between the interest expense and interest income of money loans when determining your profit. From 2025, you can no longer deduct the interest balance if it exceeds the higher of 25% (20% in 2024) of the (adjusted) profit or the threshold of €1 million.
As of January 1, 2025, the €1 million threshold will no longer apply to real estate entities that lease real estate to third parties. This means that real estate entities can deduct a maximum of 25% of the (adjusted) profit in interest.
Note! This rule does not apply to real estate that is rented out to an affiliated entity or to an affiliated natural person.
Welke belangrijke fiscale voorstellen voor ondernemers kwamen op Prinsjesdag 2024 uit het koffertje van minister Heinen van Financiën? Wij zetten de tien belangrijkste voor u op een rij.
1. Verlaging hoge tarief tweede schijf van box 2
Sinds 1 januari 2024 is het uniforme tarief van box 2 vervangen door twee tarieven. Voor ontvangen dividenden tot € 67.000 geldt in 2024 een tarief van 24,5%. Dit tarief blijft in 2025 gelijk, maar geldt dan voor dividenden tot € 67.804. Voor het jaar 2024 werd het tarief van de tweede schijf eind 2023 op het laatste moment nog gewijzigd van de oorspronkelijk voorgestelde 31 naar 33%. Deze wijziging wordt nu met ingang van 2025 teruggedraaid. In 2024 geldt nog een tarief van 33% in de tweede schijf, vanaf 2025 is een tarief van 31% in de tweede schijf voorgesteld.
Tip! Fiscale partners profiteren twee keer van het tarief van de eerste lage schijf, wat betekent dat een dividenduitkering van € 134.000 in 2024 belast wordt tegen het lage tarief van 24,5%. In 2025 geldt het lage tarief van 24,5% bij fiscale partners tot een dividenduitkering van € 135.608.
Let op! Vanaf 2025 hebben dividenduitkeringen ook effect op de afbouw van de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting zal vanaf 2025 over het algemeen dalen of kan zelfs nihil worden door een dividenduitkering. Daarnaast heeft een dividenduitkering, ook in 2024 al, effect op de Wet excessief lenen (ook wel de dga-taks) en de hoogte van het box 3-vermogen. Overleg daarom met uw adviseur om te bepalen wat in uw situatie de voordeligste dividenduitkering is in 2024.
2. Afschaffing verlaagd btw-tarief kunst, cultuur, sport en hotelovernachtingen per 1 januari 2026
Het verlaagde btw-tarief van 9% voor cultuur, media, logies (hotels, vakantiewoningen en stacaravans), boeken en sport vervalt vanaf 1 januari 2026. Het algemene btw-tarief van 21% wordt dan van toepassing.
Tip! Er zijn enkele uitzonderingen: bioscopen, circussen, kampeerterreinen en dagrecreatie (attractieparken, speel- en siertuinen en dierentuinen) blijven onder het verlaagde btw-tarief van 9% vallen.
Let op! De aanpassing van het btw-tarief is afhankelijk van het moment waarop de dienst wordt geleverd en dus niet van het moment waarop de dienstverrichter de betaling ontvangt. Als u in 2025 bijvoorbeeld een ticket voor een theatervoorstelling verkoopt voor een voorstelling die in 2026 plaatsvindt, geldt in 2025 al het algemene tarief van 21%.
3. Verlaging overdrachtsbelasting voor woningen niet in eigen gebruik
Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting van 10,4% wordt per 1 januari 2026 verlaagd naar 8% voor woningen die niet in eigen gebruik zijn. Deze tariefsverlaging geldt niet voor bedrijfspanden. Voor woningen die wel in eigen gebruik zijn, blijft – onder de daarvoor nu al geldende voorwaarden – het tarief voor de overdrachtsbelasting 2%. Voor starters onder de 35 jaar blijft – onder de daarvoor nu al geldende voorwaarden – de eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting gelden.
Let op! Deze verlaging is nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar wordt opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel.
4. Bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling
Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) is om bij reële bedrijfsoverdrachten te voorkomen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt door de belastingdruk. U kunt daarom met een fiscale stimulans het stokje aan de volgende generatie doorgeven. De BOR en DSR spelen een belangrijke rol bij de overdracht van familiebedrijven, maar let daarbij wel op de wijzigingen die eind 2023 al zijn aangenomen en de extra wijzigingen die zijn aangekondigd.
Het kabinet stelt voor om per 1 januari 2025 de verplichte voortzettingstermijn te verkorten van vijf naar drie jaar. Als dit voorstel wordt aangenomen, betekent dit dat voor verkrijgingen die zich voordoen vóór 1 januari 2025 een voortzettingstermijn blijft gelden van vijf jaar, terwijl voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025 dan een voortzettingstermijn van drie jaar geldt.
Vanaf 1 januari 2026 worden onder andere de volgende aanpassingen voorgesteld:
Beperken van de BOR en DSR voor aandelen tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5%. Onder meer opties en winstbewijzen kwalificeren dan niet meer voor de BOR en DSR voor aandelen.
Vereenvoudiging van de herstructureringen gedurende de bezits- en voortzettingstermijn.
Een langere bezitstermijn voor schenkers en erflaters, die later dan twee jaar na hun AOW-leeftijd met de onderneming zijn gestart.
Aanpak van onbedoeld gebruik van dubbele BOR.
Let op! Sinds 1 januari 2024 kwalificeert aan derden ter beschikking gesteld (waaronder verhuur) vastgoed al standaard niet meer als ondernemingsvermogen. Dergelijk vastgoed schenken of erven met toepassing van de BOR is sindsdien niet meer mogelijk.
5. Terugdraaiing versobering 30%-regeling voor expats
Werknemers die naar Nederland komen en voldoen aan de criteria, kunnen aanspraak maken op de 30%-regeling. Hierdoor ontvangen zij maximaal 30% van hun salaris onbelast. In het Belastingplan 2024 was een versobering aangekondigd in stappen naar 10% (de zogenaamde ‘30-20-10-regeling’). Deze versobering wordt grotendeels teruggedraaid, maar daarnaast wordt een hogere salarisnorm ingesteld.
Per 1 januari 2027 wordt een constant forfait ingevoerd van 27% voor maximaal vijf jaar. In 2025 en 2026 geldt voor alle werknemers die voldoen aan de criteria een percentage van 30. De salarisnorm wordt vanaf 2027 verhoogd van € 46.107 (bedrag in 2024) naar € 50.436. Voor ingekomen werknemers die jonger zijn dan 30 jaar en een master hebben, wordt de salarisnorm verhoogd van € 35.048 (bedrag in 2024) naar € 38.338.
Let op! Voor werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling toepasten, geldt gedurende de gehele looptijd het percentage van 30. Daarnaast blijft voor hen de oude (geïndexeerde) inkomensnorm gelden. Zij worden dus niet vanaf 2027 geconfronteerd met 27% en een hogere salarisnorm.
Let op! Deze wijzigingen zijn nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar worden opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel.
Op dit moment betalen gebruikers van een emissievrije personenauto (volledig elektrisch of waterstof aangedreven) geen motorrijtuigenbelasting. Eind 2019 is met de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord al aangenomen dat voor dergelijke auto’s in 2025 een tariefskorting van 75% geldt op de motorrijtuigenbelasting en dat vanaf 1 januari 2026 de tariefskorting wordt afgeschaft. Doordat emissievrije personenauto’s zwaardere accu’s hebben, worden deze echter ook zwaarder belast. Om dit verschil te verkleinen en er zo voor te zorgen dat er niet minder emissievrije personenauto’s verkocht gaan worden, geldt vanaf 2026 tot en met 2029 een tariefskorting van 25% in de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije auto’s. Het kabinet heeft aangekondigd om in het voorjaar van 2025 te beoordelen of de tariefskorting van 25% voor emissievrije personenauto’s voldoende is.
Let op! Deze wijziging is nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar wordt opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel.
7. Afschaffing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting
Voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025 wordt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afgeschaft. Dit betekent dat u vanaf die datum geen giften vanuit uw vennootschap meer van uw winst kunt aftrekken. Giften uit uw vennootschap worden daarnaast vanaf 2025 beschouwd als een dividenduitkering aan u in privé en worden daarmee belast met dividendbelasting en in box 2 van de inkomstenbelasting. In box 2 geldt, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, in 2025 een tarief van 24,5 of 31%. U kunt wel, onder voorwaarden, in privé dan gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.
Let op!Hoewel de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting verdwijnt, blijft deze aftrek in de inkomstenbelasting in 2025 nog onveranderd.
Let op! Steunt u goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten. Deze kosten blijven, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
8. Introductie derde schijf inkomstenbelasting
Per 1 januari 2025 wordt een nieuwe, verlaagde eerste schijf in box 1 geïntroduceerd. Dit zorgt voor een gerichtere lastenverlichting bij met name middeninkomens. Het tarief in deze eerste schijf daalt van 36,97% (2024) naar 35,82% (2025). Deze schijf loopt in 2025 tot een inkomen van € 38.441. Het tarief van de tweede schijf bedraagt in 2025 37,48% en loopt tot € 76. 817.De grens voor de derde (hoogste) schijf is daarmee € 1.298 hoger dan in 2024. Het hoogste tarief in box 1 blijft 49,5%.
Let op! Valt u in het laagste tarief, dan krijgt u ook aftrek in het laagste tarief.
9. Box 3-tarief gaat toch niet omlaag
Het tarief in box 3 blijft ook volgend jaar 36%. Ondanks de verwachting dat het tarief voor box 3 zou worden verlaagd om de belastingdruk op spaarders en beleggers te verlichten, verandert het tarief niet.
Let op! Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad – kort omschreven – dat een belastingplichtige recht heeft op meer rechtsherstel als het werkelijke rendement in box 3 lager is dan het wettelijke (forfaitaire) rendement. De gevolgen en nadere uitwerking van dit oordeel zijn in een op Prinsjesdag 2024 verschenen Kamerbrief weer een beetje verder ingevuld. Hierover zullen wij u binnenkort nader informeren.
10. Wijzigingen in de earningsstrippingmaatregel
De earningsstrippingmaatregel beperkt de generieke renteaftrek en geldt voor alle vennootschapsbelastingplichtigen. Hierdoor kunt u van het verschil tussen de rentelasten en de rentebaten van geldleningen minder aftrekken bij het bepalen van de winst. Vanaf 2025 kunt u het rentesaldo niet meer aftrekken als dat meer bedraagt dan het hoogste van 25% (20% in 2024) van de (gecorrigeerde) winst of de drempel van € 1 miljoen.
Vanaf 1 januari 2025 geldt de drempel van € 1 miljoen niet langer voor vastgoedlichamen die onroerend goed aan derden verhuren. Dit betekent dat vastgoedlichamen maximaal 25% van de (gecorrigeerde) winst aan rente kunnen aftrekken.
Let op! Deze regeling is niet van toepassing op vastgoed dat verhuurd wordt aan een verbonden lichaam of aan een verbonden natuurlijk persoon.