Stel, je wint advies in over de ontwikkelingen van de bedrijfsopvolgingsregeling, de BOR, omdat je op basis van die informatie wel of geen bedrijfsaandelen schenkt. Zijn die advieskosten dan zakelijk en dus fiscaal aftrekbaar van de winst? En hoe zit het met de btw over deze advieskosten? Een casus.

Juridisch

Zakelijk karakter?

In een zaak die speelde voor rechtbank Zeeland-West-Brabant, ging het om de vraag of de advieskosten die aan een bv in rekening waren gebracht over het wel of niet toepassen van BOR al dan niet zakelijk waren. De bv vond van wel en had de advieskosten ten laste van de winst gebracht en de hierop drukkende btw in aftrek gebracht op de af te dragen btw. De inspecteur was het hiermee niet eens, waarna de zaak voor de rechter kwam.

Continuïteit in gevaar?

In deze zaak had de grootaandeelhouder van een miljoenenbedrijf besloten om een deel van de aandelen aan zijn kinderen te schenken. Volgens hem zou het mogelijk verdwijnen van de BOR betekenen dat de verkrijgers van de aandelen de te betalen belasting zouden moeten voldoen door middel van winstuitkeringen uit de bv. Volgens de schenker zou dit de continuïteit van het bedrijf in gevaar brengen en was er dus sprake van een zakelijk belang om hierover advies in te winnen, wat hij dus ook had gedaan.

Bevrediging van persoonlijke behoefte

Volgens de rechtbank was er echter geen sprake van een zakelijk belang. De advieskosten waren gemaakt ter bevrediging van een persoonlijke behoefte, namelijk het beperken van het betalen van belasting door de verkrijgers van de aandelen. 

Vermogens- en winstpositie

Volgens de rechtbank was ook van belang dat via de aandelen het bedrijf slechts gedeeltelijk aan de kinderen werd overgedragen en dat de zeggenschap over de bv door middel van preferente aandelen bij de schenker bleef. Bovendien kwam, gelet op de vermogens- en winstpositie van de bv, de continuïteit niet in gevaar als de BOR niet langer van toepassing zou zijn geweest. 

Gelijkheidsbeginsel

De schenker voerde nog aan dat bij verkoop van het bedrijf aan een derde, de advieskosten wel aftrekbaar zouden zijn en deed een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank ging hier echter niet in mee en stelde dat er in die situatie geen sprake was van gelijke gevallen. 

De advieskosten konden dan ook niet ten laste van de winst worden gebracht. Evenmin was de btw aftrekbaar.

Een Nederlands concernonderdeel kan onder voorwaarden de inhoudingsverplichtingen van een buitenlands concernonderdeel overnemen. Dit heet de verleggingsregeling voor inhouding van loonheffingen. De Belastingdienst voegt in de nieuwste versie van het Handboek Loonheffingen (oktober 2025) een nieuwe voorwaarde toe.

Geld

Verleggingsregeling inhouding loonheffingen

Als een werknemer van een buitenlands concernonderdeel in Nederland komt werken, kan het zijn dat het buitenlandse concernonderdeel als formele werkgever in Nederland inhoudingsplichtig is. Een Nederlands concernonderdeel kan dan, op verzoek, de loonheffingen inhouden en afdragen.

Gezamenlijk verzoek

Voor de verleggingsregeling is een gezamenlijk verzoek nodig van het Nederlandse én het buitenlandse concernonderdeel. In dit verzoek moeten onder meer de NAW-gegevens, het loonheffingsnummer van het Nederlandse én (voor zover aanwezig) het buitenlandse concernonderdeel worden opgenomen. Verder moet het verzoek de gewenste ingangsdatum van de beschikking voor de verleggingsregeling bevatten.

Let op! U kunt om een algemene beschikking, maar ook om een beschikking voor een of meer specifieke werknemers verzoeken. In het laatste geval moet u ook de NAW-gegevens en het BSN van de werknemer(s) in het verzoek opnemen.

Nieuw: gezamenlijke verklaring

Nieuw in de versie van het Handboek Loonheffingen van oktober 2025 is de voorwaarde dat u bij het gezamenlijk verzoek ook een gezamenlijk ondertekende verklaring voegt. In deze verklaring moeten het Nederlandse én het buitenlandse concernonderdeel beiden akkoord gaan met het verleggen van de inhoudingsplicht.

Het Nederlandse concernonderdeel moet verder verklaren dat het alle verplichtingen die samenhangen met de verleggingsregeling volledig en zonder voorbehoud zal nakomen. Tot slot moet het buitenlandse concernonderdeel verklaren dat het alle gegevens verstrekt die nodig zijn voor het vaststellen van het in Nederland belastbare loon van de werknemer(s).

Tip! Het is mogelijk om voor meerdere buitenlandse concernonderdelen tegelijk een verzoek in te dienen.

De Belastingdienst heeft in oktober 2025 een nieuwe versie van het Handboek Loonheffingen uitgebracht. In een aantal hoofdstukken verduidelijkt de Belastingdienst dat u alleen vergoedingen en verstrekkingen in de vrije ruimte kunt onderbrengen als voldaan wordt aan de gebruikelijkheidseis.

Kantoor

Vrije ruimte

Uw vrije ruimte bedraagt in 2025 2% van uw totale fiscale loonsom tot € 400.000 en 1,18% daarboven. In beginsel kunt u alle vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die u doet aan werknemers aanwijzen in de vrije ruimte. De werknemer betaalt dan geen loonbelasting. U betaalt alleen een eindheffing van 80% voor zover het totaal van aangewezen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen hoger is dan uw vrije ruimte.

Bepaalde zaken niet in de vrije ruimte

U kunt niet alles aanwijzen in de vrije ruimte. Bepaalde zaken moet u verplicht bij uw werknemer belasten. Dit geldt bijvoorbeeld voor een auto van de zaak of het rentevoordeel van een personeelslening voor een eigen woning waarvan de rente aftrekbaar is in de inkomstenbelasting.

Gebruikelijkheidseis

Daarnaast mag u alleen die zaken aanwijzen in de vrije ruimte die voldoen aan de gebruikelijkheidseis. De Belastingdienst verduidelijkt dit in een nieuwe versie van het Handboek Loonheffingen van oktober 2025.

U voldoet aan de gebruikelijkheidseis als de vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen niet meer dan 30% afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. De Belastingdienst verduidelijkt waar u dan in ieder geval naar moet kijken, te weten:

  • de soort vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen en de waarde ervan;
  • de hoogte van de vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen;
  • wie de vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen krijgen;
  • de vraag of tariefvoordeel een doorslaggevende rol speelt bij de aanwijzing als eindheffingsloon De gebruikelijkheidstoets is voor bijzondere situaties.

Let op! Voldoet u niet aan de gebruikelijkheidseis? Dan mag u het deel van de vergoeding, verstrekking of ter beschikkingstelling dat niet meer dan 30% afwijkt wel in de vrije ruimte aanwijzen. Het bedrag boven deze 30%-grens moet u dan echter individueel belasten bij de werknemer.

€ 2.400

De beoordeling of iets voldoet aan de gebruikelijkheidseis is niet altijd eenvoudig. Om discussie over elke euro met de Belastingdienst te voorkomen, kunt u gebruikmaken van de doelmatigheidsmarge van € 2.400. Tot een bedrag van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar beschouwt de Belastingdienst de zaken namelijk in alle redelijkheid als gebruikelijk. In alle redelijkheid betekent dat het loon van de werknemer bijvoorbeeld niet lager mag worden dan het wettelijk minimumloon of bij een stagiair.

Tip! Bepaalde vergoedingen, verstrekking en terbeschikkingstellingen zijn gericht vrijgesteld of op nihil gewaardeerd. Deze zaken verlagen uw vrije ruimte dan niet.

Zoals bekend loopt het UWV vast in de uitvoering van de WIA. Reden waarom het kabinet op zoek is naar manieren om de uitvoering van de WIA te vereenvoudigen. Als leidraad daarbij dienen de aanbevelingen uit het vorig jaar verschenen rapport van de afhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). Het kabinet is gestart met een internetconsultatie over twee voorgenomen vereenvoudigingen.

Straatbeeld

Advies bedrijfsarts leidend bij de poortwachtertoets

Voor het einde van de verplichte loondoorbetalingsperiode van in beginsel 104 weken – aangeduid met de term wachttijd – bepaalt het UWV of een werkgever voldoende heeft gedaan aan de re-integratie van de langdurig arbeidsongeschikte werknemer. Dit staat bekend als de poortwachtertoets of de toets op de re-integratie inspanningen (RIV-toets). Als het UWV van mening is dat er onvoldoende is gedaan aan de re-integratie kan het UWV een loonsanctie opleggen bestaande uit een verlenging van de loondoorbetaling met standaard 52 weken. 

Op dit moment kan een loonsanctie worden opgelegd omdat bedrijfsarts en verzekeringsarts verschillend dachten over de inzetbaarheid van een werknemer. Dit terwijl de werkgever in goed vertrouwen is afgegaan op het oordeel van de bedrijfsarts. Om die onzekerheid weg te nemen wordt voorgesteld het advies van de bedrijfsarts leiden te maken bij de poortwachtertoets.

Definitief maken kwijtscheldingsbeleid voorschotten

Normaal gesproken moet een voorschot worden terugbetaald als dit ten onrechte is verleend omdat er geen of een korter recht bestond op een WW- dan wel WIA-uitkering. Het is inmiddels al enige jaren buitenwettelijk beleid dat voorschotten in deze situatie niet hoeven te worden terugbetaald. Dit beleid wil het kabinet definitief maken met het onderstaande voorstel. 

De wijze van financiering van WIA-voorschotten wijzigt. De voorschotten worden betaald uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) dat gevoed wordt door de basispremie WAO/WIA die iedere werkgever betaalt.  Nadat is beoordeeld of er recht bestaat op de uitkering, worden de kosten op de juiste plek geboekt. Als een voorschot wordt kwijtgescholden, blijft dat ten laste van het Aof komen.

Let op! Volgt er te zijner tijd toekenning van een WW- dan wel WIA-uitkering, dan worden de betaalde voorschotten uiteraard wel verrekend.

Overige verduidelijkingen en aanpassingen

Wajongers behouden hun uitkering als zij werken in een beschutte werkplaats, onafgebroken vijf jaar hebben gewerkt en daarna met dat werk voldoende verdienen. Dit geldt ook voor mensen met een Wajong-uitkering voor wie de werkgever loonkostensubsidie of loondispensatie krijgt.

Internetconsultatie

Tot en met 17 november 2025 kan er worden meegedacht over deze voorstellen in een internetconsultatie

Werkgevers die over voldoende parkeerruimte in de omgeving van het bedrijf beschikken, stellen hun werknemers soms in staat om bijvoorbeeld tijdens de vakantie hun auto daar te stallen. Is dergelijke parkeerruimte, dus niet op het bedrijfsterrein zelf, dan belast of niet?

Auto

Openbaar parkeren

De Belastingdienst gaat nader in op deze situatie aan de hand van een casus. Tussen het kantoor van een werkgever en de parkeerplaatsen bevindt zich een openbare ruimte. Ook derden kunnen van de parkeergelegenheid gebruik maken. Parkeren daar kost € 16 per dag.

De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat parkeren tijdens een vakantie in deze situatie belast is. De parkeerruimte bevindt zich namelijk niet op de werkplek en kan dus ook niet aangemerkt worden als een voorziening op de werkplek.

Geen nihilwaardering

Er is ook geen sprake van een nihilwaardering, omdat er sprake is van een substantieel voordeel en dit wordt maatschappelijke gezien ook als loon wordt ervaren. Het gelegenheid geven tot parkeren is bovendien in de omschreven situatie, tijdens een vakantie, niet in het belang van het arbeids- of bedrijfsproces. 

Ruimere uitleg Handboek

Het Handboek Loonheffingen hanteert echter een ruimere uitleg en stelt dat het parkeren onbelast is, als de werknemer de werkgever met succes aansprakelijk kan stellen. De Belastingdienst is van mening dat werkgevers hieraan het vertrouwen kunnen ontlenen dat parkeren onder genoemde omstandigheden onbelast is. Het Handboek zal op dit punt wel worden aangepast.

Overgangsregeling!

Vanwege deze onduidelijkheid hanteert de Belastingdienst daarom een overgangsperiode voor werkgevers die vóór het onderhavige standpunt van de Belastingdienst, dus vóór 9 oktober 2025, op basis van de tekst van het Handboek 2025 parkeergelegenheid in de omgeving van de werkplek ter beschikking hebben gesteld aan hun werknemers. Tot de datum van publicatie van het Handboek 2026 blijft in die gevallen het parkeren onbelast.

Tip! Zorg ervoor dat u in soortgelijke omstandigheden inspeelt op de aanstaande wijziging. Uw werknemer zal vanaf de wijziging belasting moeten betalen over het voordeel. U kunt dit voordeel uiteraard ook bruteren of onderbrengen in de werkkostenregeling als dit voldoet aan het gebruikelijkheidscriterium.