Per 1 januari 2026 treedt een aantal wijzigingen in werking met betrekking tot lijfrentes. De wijzigingen zijn opgenomen in de Fiscale Verzamelwet 2026. Wat gaat er veranderen?

Euro

Gelijktrekken uiterste ingangsdatum

Er bestaan in Nederland verschillende lijfrenteproducten in de vorm van lijfrenteverzekeringen, lijfrenterekeningen en lijfrentebeleggingsrechten. Het wetsvoorstel wil de uiterste ingangsdatum van deze verschillende producten gelijktrekken. Een lijfrenteverzekering moet namelijk ingaan uiterlijk in het jaar waarin men de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd. Dit product kan echter als enige worden uitgekeerd met een jaarbetaling achteraf. Op deze manier wordt de termijn van ingaan onbedoeld verlengd naar zes jaar boven de AOW-leeftijd. In het wetsvoorstel wordt dit gerepareerd door de termijn ook op maximaal vijf jaar te bepalen.

Let op! Heeft u een lijfrente bij uw eigen bv en bent u de AOW-leeftijd al gepasseerd? Neem contact op met uw adviseur om tijdig met de uitkering te starten.

Tip! Kijk ook goed naar de diverse overgangsregimes vanuit het verleden. Hoe ouder de lijfrente, hoe meer opties, bijvoorbeeld een overbruggingslijfrente tot 65 jaar (de oude AOW-leeftijd) of juist de actuele AOW-leeftijd. Of bijvoorbeeld een tijdelijke oudedagslijfrente die dan op 65 jaar begint (en dus op 70 jaar afloopt na vijf jaar).

Niet-kwalificerende lijfrente belast

Het komt in de praktijk voor dat lijfrentepremies in aftrek zijn gebracht voor producten die fiscaal niet of niet meer als lijfrente zijn aan te merken. Denk bijvoorbeeld aan producten waarbij in de voorwaarden niet is opgenomen dat afkoop niet is toegestaan of lijfrenteproducten die worden uitgekeerd na de uiterste datum. Om ongewenste gevolgen te voorkomen wordt bepaald dat dergelijke uitkeringen voortaan belast zijn. 

Let op! Om anticiperen te voorkomen gaat deze wijziging met terugwerkende kracht in vanaf de datum van bekendmaking, te weten 25 april 2025.

Maximum pensioengevend loon en premiegrondslag lijfrenteaftrek ongewijzigd

De maximale premiegrondslag voor de aftrek van lijfrentepremies blijft in 2026 ongewijzigd op € 137.800. Ook het maximale pensioengevende loon blijft op dit bedrag gehandhaafd. Er vindt dus geen prijsindexatie plaats, waardoor het maximum sinds 2024 ongewijzigd is gebleven.

Tip! Bij overlijden zonder nabestaandenlijfrente vervalt het kapitaal aan de verzekeraar. Bij een bancaire lijfrente vererft het kapitaal altijd. Een nabestaandenlijfrente is dan wellicht niet gewenst, het ‘kapitaal’, gaat dan automatisch naar de erven, vaak de kinderen. Ook een Oudedagsverplichting (ODV) kan vanuit de eigen bv overgedragen worden naar een bancaire lijfrente.

Let op! Deze wijzigingen zijn opgenomen in de Fiscale Verzamelwet 2026. Deze wet is al aangenomen door de Tweede Kamer, maar nog niet door de Eerste Kamer.

Buitenlands belastingplichtigen kunnen onder voorwaarden als kwalificerend buitenlands belastingplichtige worden aangemerkt. Dit kan tal van fiscale voordelen hebben. Tot nu toe is hiervoor wel een inkomensverklaring vereist. In het Belastingplan 2026 is een voorstel opgenomen om deze eis te versoepelen.

Internationaal

Kwalificerend buitenlands belastingplichtige

Voor de status van kwalificerend buitenlands belastingplichtige is vereist dat u niet in Nederland woont, maar in een ander EU-land, in Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, op Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Verder is vereist dat u over minstens 90% van uw inkomen belasting betaalt in Nederland. Daarbij gaat het om uw gehele inkomen in en buiten Nederland.

Voordelen

Bent u kwalificerend buitenlands belastingplichtige, dan heeft u recht op dezelfde aftrekposten en heffingskortingen als personen die in Nederland wonen. Denk bijvoorbeeld aan de aftrek van hypotheekrente en van mogelijke hoge zorgkosten.

Inkomensverklaring

Voor de status van kwalificerend buitenlands belastingplichtige heeft u wel een inkomensverklaring nodig. Deze is te downloaden op de site van de Nederlandse Belastingdienst, maar de Belastingdienst in het woonland moet wel verklaren dat de ingevulde gegevens kloppen en dit ondertekenen. Omdat dit in de praktijk vaak moeilijkheden oplevert omdat niet ieder land hieraan mee wil werken, is vanaf 1 januari 2026 niet meer vereist dat u een inkomensverklaring kunt tonen.

Wat dan wel?

U dient vanaf 1 januari 2026 desgevraagd aan kunnen tonen dat minstens 90% van uw inkomen in Nederland wordt belast. Dit kan met behulp van een inkomensverklaring, maar u kunt dit ook aannemelijk maken via bijvoorbeeld aangiftes of aanslagen uit het land waar u woont.

Let op! Dit wetsvoorstel moet nog door de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Bepaalde zogenaamde gemengde kosten zijn niet volledig aftrekbaar van de winst. In de Fiscale Verzamelwet 2026 is voor de aftrek van deze kosten in de vennootschapsbelasting een wijziging voorgesteld.

Belastingdienst

Gemengde kosten

Bij gemengde kosten moet u denken aan:

  • voedsel, drank en genotmiddelen;
  • representatie, daaronder begrepen recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak; 
  • congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke;

inclusief reis- en verblijfkosten voor al deze categorieën.

Beperking aftrek in de inkomstenbelasting

Deze kosten komen tot een bedrag van € 5.700 (2025) niet in aftrek op de winst. Een ondernemer in de inkomstenbelasting kan er ook voor kiezen om niet de grens van € 5.700 aan te houden, maar om alle kosten in aftrek te brengen tegen 80% in plaats van 100%.

Beperking aftrek in de vennootschapsbelasting

Een vennootschap (zoals een bv) met één of meer werknemers past in de vennootschapsbelasting vergelijkbare regels toe voor de aftrek van gemengde kosten. De grens van € 5.700 kan echter in zo’n geval hoger uitvallen als 0,4% van het gezamenlijk door de werknemers genoten belastbare loon hoger is dan € 5.700. In dat geval zijn de kosten namelijk niet aftrekbaar tot een bedrag van 0,4% van het gezamenlijke belastbare loon.

De vennootschap kan er ook voor kiezen om niet de grens van € 5.700 of 0,4% van het gezamenlijke belastbare loon aan te houden, maar om alle kosten in aftrek te brengen tegen 73,5% in plaats van 100%.

Wijziging vanaf 2026

Vanaf 2026 wijzigt de berekening van 0,4% van het gezamenlijk door de werknemers genoten belastbaar loon. Tot en met 2025 omvat dit loon namelijk ook alle in de werkkostenregeling aangewezen vergoedingen en verstrekkingen. Vanaf 2026 omvat dit loon alleen nog het loon waarover daadwerkelijk loonbelasting wordt ingehouden.

Dit zorgt voor een vereenvoudiging van de berekening van 0,4% van het gezamenlijk belastbaar loon. Maar dit kan ook betekenen dat er voor werkgevers die met 0,4% van het gezamenlijk belastbaar loon de grens van € 5.700 overschrijden, mogelijk meer recht bestaat op aftrek van de gemengde kosten vanaf 2026.

Let op! De wijziging is opgenomen in de Fiscale Verzamelwet 2026. Dit wetsvoorstel is op 23 september 2025 door de Tweede Kamer aangenomen, maar de Eerste Kamer moet nog instemmen. De wijziging is dus nog niet definitief.

De Europese Raad heeft op 24 april 2023 de EU-richtlijn voor loontransparantie aangenomen. De EU-richtlijn heeft tot doel loondiscriminatie te bestrijden en de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de EU te helpen dichten. Deze richtlijn moet uiterlijk op 7 juni 2026 zijn vertaald in Nederlandse wetgeving. Voorgesteld is om deze datum te verschuiven naar 1 januari 2027.

Juridisch

Richtijn

De richtlijn volgt op de wet ‘ingroei-quotum en streefcijfers’. Deze wet – die sinds 2022 van kracht is – heeft als doel een betere man-vrouwverhouding in top en subtop van het bedrijfsleven te realiseren. Grote vennootschappen rapporteren vanaf 2023 in het SER Diversiteitsportaal over de man-vrouwverhouding in de (sub)top, de streefcijfers en bijbehorende plannen van aanpak.

Vereisten uit de richtlijn

Bedrijven in de EU moeten voortaan looninformatie openbaar maken en maatregelen treffen als het loonverschil tussen mannen en vrouwen bij hen groter is dan 5%. Daarnaast wordt het mogelijk voor werknemers en hun vertegenwoordigers om informatie op te vragen over hun loonniveau en dat van werknemers die hetzelfde of gelijkwaardig werk verrichten. Verder zal de werkgever voor indiensttreding moeten meedelen welk loon of welke loonschaal aan de toekomstige werknemer zal worden betaald. Ook wordt het verboden voor werkgevers om sollicitanten vragen te stellen over hun salarisgeschiedenis. Werkgevers vanaf 100 werknemers moeten gaan rapporteren over loonverschillen binnen hun organisaties. De betreffende informatie wordt grotendeels openbaar gemaakt. 

Uitstel

Van 26 maart 2025 tot en met 7 mei 2025 heeft er een internetconsultatie opengestaan over een wetsvoorstel ter implementatie van de betreffende richtlijn. De genoemde datum van 7 juni 2026 bleek niet haalbaar. 

Naar verwachting wordt het wetsvoorstel nog dit jaar aan de Raad van State aangeboden, zodat de Tweede en Eerste Kamer het in 2026 kunnen behandelen. De inwerkingtredingsdatum verschuift dan naar 1 januari 2027. 

Meer tijd

Dit betekent voor organisaties met 150 of meer werknemers dat ze voor het eerst een rapportageverplichting hebben over het kalenderjaar 2027, in plaats van over 2026. Het moment waarop werkgevers met 100-150 werkgevers moeten rapporteren, wordt conform de Richtlijn geïmplementeerd. Werkgevers krijgen hierdoor meer tijd om deze verplichtingen in te richten in hun systemen.

Werkgevers in het mkb kunnen vanaf 1 oktober een nieuwe subsidie aanvragen voor inclusiviteitstechnologie. Dit is technologie die werknemers met een arbeidsbeperking ondersteunt bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Op deze manier kan hun positie op de arbeidsmarkt verbeteren.

Geld

Onbekend maakt onbemind

Veel werkgevers zijn relatief onbekend met de genoemde technologie. Een voorbeeld van deze technologie is een voorleesbril of robotarm. De aanschafkosten hiervan kunnen een belemmering zijn en werpen daardoor een barrière op om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De inclusiviteitssubsidie komt hierin tegemoet. Algemeen gebruikelijke techniek, zoals een computer, komt niet voor de subsidie in aanmerking, tenzij deze speciaal voor de werknemer met een arbeidsbeperking is aangepast.

Omvang subsidie

Er is een lijst beschikbaar met technologieën die in aanmerking komen voor de subsidie. De subsidie dekt 50% van de subsidiabele kosten en moet tenminste € 2.500 zijn. Per aanvraag kan tot € 25.000 subsidie verstrekt worden. Hiervan mag maximaal een bedrag van € 1.000 bestemd zijn voor advies- en implementatiediensten.

Aanvragen subsidie

De subsidie kan tijdens twee tijdvakken worden aangevraagd.

  • Het eerste tijdvak loopt van 1 oktober 2025 9:00 uur tot en met 28 november 2025 17:00 uur. 
  • Het tweede tijdvak loopt van 5 januari 2026 9:00 uur tot en met 29 mei 2026 17:00. 

Voor ieder tijdvak is in totaal € 1 miljoen beschikbaar. 

Let op! Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Activiteitenplan

In de aanvraag moet met een activiteitenplan worden aangegeven op welke activiteiten de aanvraag ziet en welk doel bereikt wil worden. Hiernaast moet duidelijk zijn of de aanvraag betrekking heeft op een persoon die al in dienst is of nog moet worden aangenomen. Ook moet worden aangegeven op welke manier de gesubsidieerde techniek de arbeidsbeperking compenseert. Er is een aantal standaardformulieren voor uw aanvraag beschikbaar. Deze en alle voorwaarden vindt u een speciale site van het UWV,