Werkgevers mogen hun personeel voor zakelijke reizen een onbelaste reiskostenvergoeding betalen van €0,23/km. Ondernemers mogen hetzelfde bedrag van de winst aftrekken voor de kosten van zakelijke reizen. Het bedrag van €0,23/km wordt voorlopig niet aangepast. Dit blijkt uit een reactie van staatssecretaris Van Rij op een onderzoek naar deze vergoeding.

Auto

Doeltreffend en doelmatig

Het onderzoek is in opdracht van het Ministerie van Financiën verricht. De onderzoekers komen tot de conclusie dat de onbelaste reiskostenvergoeding van €0,23/km doeltreffend en waarschijnlijk doelmatig is.

Alternatieven

In de reactie wordt ingegaan op een aantal aspecten van de vergoeding. Zo wordt ingegaan op het doel van de regeling en op het gebruik ervan. Ook wordt in het onderzoek aandacht besteed aan enkele alternatieven, zoals het verhogen of verlagen van het bedrag van de belastingvrije vergoeding.

Variabele autokosten

Opmerkelijk is dat de regeling als doelmatig wordt aangemerkt omdat de onbelaste reiskostenvergoeding de variabele autokosten van een middenklasse auto veelal dekt. Het feit dat werknemers ook met vaste autokosten te maken krijgen en hiervoor geen belastingvrije vergoeding kunnen ontvangen, wordt afgedaan met een verwijzing naar keuzes uit het verleden.

Aanbevelingen

In de reactie wordt ook ingegaan op de aanbevelingen van het rapport, maar dit leidt tot weinig nieuws. Zo wordt aanbevolen te voorkomen dat een vergoeding voor zakelijke kosten belast wordt als loon. De staatssecretaris neemt deze over, evenals de aanbeveling de regeling periodiek te evalueren. Ook wordt bezien of de communicatie inzake de samenloop van de onbelaste reiskosten- en thuiswerkvergoeding geïntensiveerd kan worden. Deze samenloop blijkt in de praktijk ingewikkeld te worden gevonden. De staatssecretaris onderschrijft ook de wens om het inzicht te vergroten inzake het gedrag van werkgevers voor wat betreft wijzigingen van de vergoeding.

U mag als werkgever een aantal loonbestanddelen onderbrengen in de werkkostenregeling. U moet deze loonbestanddelen dan wel op tijd aanwijzen. Dit is, naar het oordeel van de Hoge Raad, meer mogelijk als al sprake is van bezwaar en beroep.

Administratie

Vrije ruimte

Met toepassing van de werkkostenregeling (WKR) kunt u vergoedingen aan uw werknemers, onder voorwaarden, onbelast uitbetalen. U moet deze vergoedingen dan wel aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Als u in een jaar niet meer dan de vrije ruimte aanwijst als eindheffingsloon, betalen zowel u als uw werknemers geen belasting. Alleen als u over de vrije ruimte heen schiet, moet u 80% eindheffing afdragen.

Let op! De vrije ruimte in de WKR bedraagt in 2024, 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Gebruikelijkheidstoets

De gebruikelijkheidstoets legt een beperking op aan de vergoedingen die u kunt aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat u vergoedingen niet als eindheffingsloon kunt aanwijzen als deze voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed of verstrekt wordt. Niet alleen de vergoeding zelf moet gebruikelijk zijn, het moet ook gebruikelijk zijn dat uw werknemer deze belastingvrij van u krijgt en dat u de belasting via de eindheffing voor uw rekening neemt.

Discussie met de Belastingdienst

Over de gebruikelijkheidstoets kan discussie met de Belastingdienst ontstaan. Dit ondervond ook een werkgever die aan werknemers en ex-werknemers een financiële compensatie betaald na wijziging van het pensioenstelsel. De compensatie liep uiteen van € 500 tot bijna € 190.000 per werknemer en bedroeg gemiddeld per werknemer ruim € 26.000. De werkgever wilde de compensatie aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte, maar de Belastingdienst vond dit niet gebruikelijk en ging niet akkoord.

De werkgever wees vervolgens tot een bedrag van € 2.400 per werknemer aan in de vrije ruimte en verloonde het restant voor elke werknemer individueel als loon onder inhouding van loonheffing. Het bedrag van € 2.400 was niet toevallig gekozen. Vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar worden door de Belastingdienst namelijk in ieder geval als gebruikelijk beschouwd.

Aanwijzen in bezwaar of beroep is te laat

De werkgever ging vervolgens in bezwaar en daarna in beroep bij de rechter. De werkgever wilde namelijk alsnog het gehele bedrag van de compensatie aanwijzen in de vrije ruimte, dus ook het bedrag boven € 2.400.

De Hoge Raad oordeelde dat aanwijzing in de vrije ruimte echter niet meer mogelijk was. Dit had de werkgever moeten doen vóór het moment dat het loon genoten werd (in casu vóór het moment van uitbetalen). Nu de werkgever op dat moment alleen tot een bedrag van € 2.400 had aangewezen in de vrije ruimte, kon de werkgever dat niet meer in bezwaar of beroep herstellen.

Hoe dan wel handelen?

De Hoge Raad gaf nog wel aanwijzingen hoe een werkgever in een vergelijkbare situatie had kunnen handelen. Het is namelijk mogelijk om een vergoeding als eindheffingsloon in de vrije ruimte aan te wijzen én tegelijkertijd loonbelasting in te houden. Wilt u een discussie met de Belastingdienst over het al dan niet kunnen aanwijzen in de vrije ruimte aan de rechter voorleggen? Dan moet u de vergoeding dus in ieder geval aanwijzen in de vrije ruimte. Om naheffingen met belastingrente en eventueel boete te voorkomen, is het verstandig om tegelijkertijd dan ook al loonbelasting in te houden en af te dragen.

Om het aangekondigde nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement met ingang van 2027 in te kunnen voeren, moet dit wetsvoorstel eind juni 2024 in de ministerraad worden besproken. In de Tweede Kamer werd een motie aangenomen die de regering verzoekt om de invoering van het nieuwe box 3-stelsel voort te zetten.

Geld

Hoofdregel toekomstige box 3: vermogensaanwasbelasting

Hoofdregel in het voorgestelde nieuwe box 3-stelsel is om het totale werkelijke rendement in box 3 te belasten volgens een vermogensaanwasbelasting. Dit houdt in dat ook de niet-gerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen in een jaar in box 3 belast wordt.

Uitzonderingen onder vermogenswinstbelasting

Er zijn ook uitzonderingen voorgesteld. Zo worden onroerende zaken en aandelen in innovatieve startups en scale ups in het voorstel belast volgens een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat alleen bij realisatie (bijvoorbeeld bij verkoop) de vermogenswinst in box 3 belast wordt.

2027?

Om de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2027 te kunnen halen, moest nog in mei beslist worden of de procedure voor het nieuwe box 3-stelsel kon worden voortgezet. Dit zou eigenlijk beslist worden na een debat op 22 mei. Dit debat is echter uitgesteld naar 11 juni. Om die reden is een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt om het voorbereidingsproces voort te zetten. Nu de Tweede Kamer deze motie op 28 mei 2024 heeft aangenomen, kan de regering door met dit voorbereidingsproces en lijkt invoering per 1 januari 2027 dus nog mogelijk.

Let op! De aanname van de motie betekent niet dat ook zeker is dat de datum van 2027 gehaald wordt. De staatssecretaris meldde eerder al in een brief dat het huidige voorstel veel van de systemen van de Belastingdienst vraagt en daarom hoogstwaarschijnlijk niet volledig in 2027 geïmplementeerd kan worden. Daarnaast kunnen de uitkomsten van arresten van de Hoge Raad over het huidige box 3-stelsel veel van de systemen vragen en voor nog meer vertraging zorgen.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een loonkostenvoordeel (LKV) niet vervalt bij een overgang van een onderneming naar een nieuwe werkgever. Deed zo’n situatie zich bij u voor, dan kent de Belastingdienst u alsnog een LKV toe mits u op tijd in actie kwam.

Geld

Overgang van een onderneming

Bij een overgang van een onderneming gaan ook de werknemers over naar een nieuwe werkgever. De Belastingdienst ging er vanuit dat het recht op een LKV in zo’n situatie nooit mee overgaat naar de nieuwe werkgever. De Hoge Raad denkt daar, net als eerder gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en een advocaat-generaal, anders over. Het recht op een LKV blijft in zo’n situatie toch bestaan.

Wat betekent dit voor uw situatie?

Was in uw situatie ook sprake van overgang van een onderneming, dan blijft het recht op een LKV dus bestaan, mits aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV is voldaan. Of u ook met terugwerkende kracht alsnog het LKV krijgt, hangt af van de vraag of u daar tijdig actie voor heeft ondernomen.

2022

Maakte u bezwaar tegen de beschikking Wtl 2022, dan raadt de Belastingdienst aan de aangiftetijdvakken 2022 ook te corrigeren met een correctiebericht. Op die manier kan de Belastingdienst sneller uw LKV berekenen.

Let op! Maakte u geen bezwaar tegen de beschikking Wtl 2022, dan bent u voor het jaar 2022 helaas te laat. Het heeft geen zin om alsnog correctieberichten in te dienen.

2023

Voor het jaar 2023 heeft u alleen recht op het LKV als in de aangiften loonheffingen 2023 het vinkje voor het LKV is aangezet of als u via correctieberichten uiterlijk op 1 mei 2024 alsnog het LKV heeft aangevraagd.

Let op! Diende u niet uiterlijk op 1 mei 2024 correctieberichten 2023 in, dan bent u voor het jaar 2023 helaas te laat. Het heeft geen zin om alsnog correctieberichten in te dienen of bezwaar te maken tegen de beschikking Wtl 2023 die u in de loop van juli/augustus 2024 ontvangt.

2024

Om in 2024 recht te hebben op het LKV, dient u in de aangifte loonheffingen 2024 het vinkje voor het LKV aan te zetten. Is het aangiftetijdvak al verstreken en is het vinkje niet aangezet? Zend dan een correctiebericht in waarin alsnog het LKV wordt aangevraagd.

Let op! Het oordeel van de Hoge Raad is mogelijk ook van toepassing op contractsovernames waarbij de arbeidsovereenkomst door een nieuwe werkgever ongewijzigd wordt voortgezet.

Wilt u overleggen of, na het oordeel van de Hoge Raad, in uw situatie ook recht blijft bestaan op een LKV? Neem dan gerust contact op met een van onze adviseurs.

Een werkgever die in 2017 en 2018 zijn personeel gratis gezonde maaltijden verstrekte, hoeft hierover geen loonbelasting af te dragen. Dit heeft de Hoge Raad beslist. De verstrekte maaltijden waren gericht vrijgesteld binnen de werkkostenregeling omdat ze rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de werkgever.

Juridisch

Gezonde maaltijden

De werkgever verstrekte de gratis maaltijden aan zijn werknemers als onderdeel van zijn eigen arboplan. Werknemers hadden dagelijks de keuze uit twee gezonde en uitgebalanceerde maaltijden die waren samengesteld door een diëtiste. De Belastingdienst, rechtbank en het gerechtshof achtte de maaltijden niet gericht vrijgesteld, maar de Hoge Raad komt tot een ander oordeel.

Arbobeleid werkgever bepalend

De Hoge Raad komt tot dit oordeel omdat arboverstrekkingen in de jaren 2011 tot en met 2021 gericht vrijgesteld waren indien ze rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de betreffende werkgever. Tot dit arbobeleid konden in die jaren ook maatregelen horen die op grond van de Arbowet niet verplicht waren. Het verstrekken van gezonde maaltijden was weliswaar geen verplichting op grond van de Arbowet, , maar kon wel door de werkgever in het arbobeleid worden opgenomen. Omdat de verstrekte maaltijden rechtstreeks voortvloeiden uit het door de werkgever gevoerde arbobeleid waren deze gericht vrijgesteld binnen de werkkostenregeling, aldus de Hoge Raad.

Regeling aangescherpt vanaf 2022

Sinds 2022 is bepaald dat arbovoorzieningen alleen gericht zijn vrijgesteld als deze direct samenhangen met verplichtingen volgens de Arbowet. Wie vanaf 2022 gezonde maaltijden aan zijn personeel verstrekt, kan dit dan ook niet gericht vrijgesteld doen. Werkgevers zijn volgens de Arbowet namelijk niet verplicht om hun personeel gezonde maaltijden aan te bieden.

Let op! Een werkgever kan de gezonde maaltijden ook vanaf 2022 nog wel aanwijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Tot het bedrag van de vrije ruimte is dit dan onbelast, bij overschrijding bedraagt de eindheffing 80%.

Correcties voor jaren 2011-2021?

Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat gezonde maaltijden vanaf 2011 tot en met 2021 gericht vrijgesteld konden worden verstrekt als deze gezonde maaltijden rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de werkgever. Zoals hiervoor al beschreven, zal dit vanaf 2022 niet meer opgaan door de aanscherping van de regeling. Terugkomen op het verleden hoort hoogstwaarschijnlijk ook niet tot de mogelijkheden. Omdat het nieuwe rechtspraak betreft, zal de Belastingdienst verzoeken om correcties voor de jaren tot en met 2021 waarschijnlijk niet honoreren.