In de loop van dit jaar gaat de Belastingdienst het innen van de fijnstoftoeslag in de motorrijtuigenbelasting (mrb) veranderen. Dit geldt zowel voor personen- als bestelauto’s. Door afronding van de bedragen kan een en ander iets meer mrb gaan kosten.
Fijnstoftoeslag
De fijnstoftoeslag bestaat sinds 2020 als onderdeel van de mrb voor personen- en bestelauto’s op diesel. De fijnstoftoeslag geldt voor de voertuigen die voor de meeste vervuiling zorgen vanwege de uitstoot van fijnstof.
Hoeveel fijnstoftoeslag?
Hoeveel fijnstoftoeslag u moet betalen, is afhankelijk van het soort voertuig en van het gewicht van het voertuig. Voor een personenauto op diesel van bijvoorbeeld 1.000 kilo bedraagt de fijnstoftoeslag nu €45,81 per kwartaal. Voor een personenauto van 2.000 kilo is dit € 107,54 per kwartaal. Een bestelauto voor ondernemers van 1.000 kilo kent een tarief van € 14,48 per kwartaal, bij een gewicht van 2.000 is dit € 27,59.
Inning ineens
De fijnstoftoeslag wordt nu nog apart van de mrb geïnd. In de loop van dit jaar wordt het bedrag aan fijnstoftoeslag samen met de verschuldigde mrb geïnd. U krijgt voortaan dus nog maar één rekening. Door afronding kan dit betekenen dat de rekening iets hoger uitvalt. Nu worden beide bedragen namelijk nog naar beneden afgerond op hele euro’s, maar als het bedrag ineens wordt geïnd wordt het totale bedrag afgerond op hele euro’s.
Voor werkgevers is het Handboek Loonheffingen 2024 beschikbaar. De Belastingdienst publiceert dit Handboek ieder jaar en vermeldt hierin alle zaken die werkgevers bij de loonheffingen in acht moeten nemen om correcties en boetes te voorkomen.
Wijzigingen en verduidelijkingen
Het Handboek bevat alle wijzigingen in de loonheffingen ten opzichte van vorig jaar. Wijzigingen worden per hoofdstuk aangegeven. Zo is bijvoorbeeld de vrijstelling voor ov-kaarten verruimd. Ook zijn alle cijfers aangepast voor het jaar 2024 en is bijvoorbeeld aangegeven dat de AOW-gerechtigde leeftijd met twee maanden is verhoogd naar 67 jaar. Sommige zaken zijn verduidelijkt. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven dat u over bedragen in de zogenaamde vrije ruimte niet alleen geen loonheffingen hoeft te betalen, maar ook niet hoeft in te houden.
Lonen en premies
In het Handboek wordt uitgebreid ingegaan op de vraag wat precies tot het loon behoort, inclusief een specificatie van onder meer vrijgestelde loonbestanddelen en loonbestanddelen waarvoor een nihilwaardering geldt. Ook de berekening van premies werknemersverzekeringen en van de premie Zorgverzekeringswet komt uitvoerig aan bod.
Werkkostenregeling
De werkkostenregeling komt uiteraard ook ruim aan bod, inclusief de vraag hoe de vrije ruimte moet worden berekend en de voor de regeling geldende concernregeling. Het Handboek geeft ook cijfermatige voorbeelden en kent verschillende overzichten en tabellen, waaronder voor artiesten en voor toepassing van het anoniementarief.
Let op! Het Handboek gaat in een aparte bijlage ook in op de gevolgen van de Brexit voor bepaalde werknemers.
Downloaden
Het Handboek is te downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Wel is het van belang regelmatig te checken op een nieuwere versie, zodat u op de hoogte blijft van wijzigingen en correcties.
Het kabinet is van plan de kinderopvangtoeslag voor bepaalde inkomens per 2025 extra verhogen. Deze verhoging komt bovenop de indexatie van de toeslag vanwege inflatie. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met het uiteindelijke voorstel.
Middeninkomens
De extra verhoging komt volgens de voorstellen van het kabinet met name ten goede aan de middeninkomens. Dit betekent dat huishoudens met een gezamenlijk inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 erop vooruit zullen gaan als de plannen ongewijzigd doorgaan.
Beoogd doel
Het kabinet wil voor genoemde inkomens de kosten van kinderopvang verlagen om het aantrekkelijker te maken te blijven werken of meer uren te gaan werken. Hiertoe worden de toeslagpercentages, de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens aangepast.
Tabel eerste kind
De verhoging van de kinderopvangtoeslag richt zich met name op een verhoging van de vergoedingspercentages van de tabel voor het eerste kind. In de praktijk blijkt namelijk vooral het krijgen van het eerste kind van invloed op de keuze om al dan niet te blijven werken, onder meer vanwege de kosten van kinderopvang.
Meer zekerheid
Ouders krijgen ook meer zekerheid over de toekenning van de kinderopvangtoeslag. Dit is een gevolg van het feit dat tot een verzamelinkomen van € 45.701 recht bestaat op het maximale vergoedingspercentage. Wijzigingen van het inkomen leiden daardoor tot die grens niet langer tot vermindering van de toeslag en de bijbehorende problemen inzake terugbetaling.
Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting? Dan kunt u het niet aftrekbare deel terugvragen bij de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot. Houd wel rekening met de fiscale gevolgen hiervan.
Lijfrentepremies
Lijfrentepremies zijn onder strikte voorwaarden aftrekbaar. Daarbij gelden per jaar ook maximale bedragen die u in aftrek kunt brengen. Deze maximale bedragen zijn afhankelijk van de hoogte van uw pensioentekort, uitgedrukt in uw jaarruimte en uw reserveringsruimte.
De jaarruimte is het pensioentekort dat u in het voorgaande jaar had. De jaarruimte 2024 is dus afhankelijk van uw pensioentekort in 2023.
Als u in een jaar niet alle jaarruimte gebruikt, wordt dit niet-gebruikte deel gedurende tien jaar bewaard. Deze niet-benutte jaarruimtes vormen samen uw reserveringsruimte.
Tip! U kunt in een jaar maximaal lijfrentepremies in aftrek brengen ter grootte van uw jaarruimte en reserveringsruimte. De Belastingdienst heeft voor het berekenen van de jaarruimte en de reserveringsruimte een hulpmiddel op de website staan.
Niet-aftrekbare lijfrentepremies terugvragen
Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen? Dan kunt u de financiële instelling verzoeken om het niet-aftrekbare deel terug te betalen. Volgens de wettelijke regels zou terugbetalen van een deel van de premie betekenen dat u over de gehele lijfrente belasting in box 1 moet betalen plus 20% revisierente. In een besluit is echter goedgekeurd dat terugbetaling van het niet-aftrekbare deel zonder die afrekening kan plaatsvinden.
Let op! Voor deze goedkeuring gelden voorwaarden. Zo moet onder meer ook het behaalde rendement op de terugbetaalde premie terugbetaald worden. Ook moet een verklaring ‘geruisloze terugstorting’ worden overlegd.
Opgeven in box 3
Een andere voorwaarde voor de onbelaste terugbetaling is dat u het teruggestorte bedrag alsnog opneemt in box 3; niet alleen in het jaar van terugbetaling, maar ook in de voorgaande jaren.
Voorbeeld U heeft in maart 2021 een lijfrente afgesloten en betaalt in 2021 € 10.000 premie hiervoor. Bij het indienen van uw aangifte inkomstenbelasting komt u erachter dat maar € 6.000 aftrekbaar is. In 2024 vraagt u de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot daarom om teruggave van € 4.000. De financiële instelling betaalt dit bedrag medio 2025 aan u uit. Daarbij betaalt de financiële instelling ook het op de terugbetaalde premies behaalde rendement uit.
Het voorgaande betekent dat u in uw aangifte inkomstenbelasting 2022, 2023, 2024 en 2025 het terugbetaalde bedrag plus het daarop behaalde rendement op moet nemen in box 3.
In categorie overige bezittingen
De Belastingdienst is van mening dat u dit bedrag moet opgeven in de categorie overige bezittingen. U mag dit dus volgens de Belastingdienst niet opgeven in de categorie banktegoeden. Dat is ongunstig, omdat voor de categorie banktegoeden een veel lager forfaitair rendement geldt dan voor de categorie overige bezittingen. Zo bedraagt voor het jaar 2023 het forfait voor banktegoeden 0,92% en voor overige bezittingen 6,17%.
Minister Van Weyenberg van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot de UBO-registers. Daarbij is hij ook ingegaan op enkele aankomende wijzigingen.
UBO-register
Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.
Aanpassing belang
Momenteel wordt een persoon als UBO aangemerkt als deze persoon meer dan 25% van het belang of de zeggenschap in een juridische entiteit heeft. Voorgesteld wordt om dit te wijzigen en ook al bij een bezit van 25% van het belang of de zeggenschap van een UBO te spreken. Een aantal extra juridische entiteiten zal hierdoor melding moeten maken van een UBO. Er wordt naar gestreefd de uitvoeringslasten hiervan te beperken.
Wijziging verplichte raadpleging UBO-register
Bepaalde instellingen dienen bij zakelijke transacties het UBO-register te raadplegen. Dit kan op dit moment via een kopie die door de Kamer van Koophandel (KVK) wordt verstrekt. Per 1 juni 2024 kan de instelling dit opvragen bij de cliënt als de instelling zelf geen toegang tot het UBO-register heeft. De cliënt kan een gewaarmerkte kopie van de inschrijving in het UBO-register dan zelf opvragen bij de KVK. Zodra de instelling zelf toegang heeft, moet deze de informatie weer zelf bij de KVK opvragen. Ook de terugmelding bij geconstateerde verschillen wordt vanaf dat moment voor deze instelling dan verplicht. Het aantal terugmeldingen zal op termijn ook worden beperkt.
Legitiem belang
Organisaties met een zogenaamd legitiem belang kunnen het UBO-register inzien. Hieronder worden verstaan journalisten, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering en delicten die daarmee samenhangen, alsook natuurlijke personen en rechtspersonen die van plan zijn een zakelijke transactie aan te gaan met een andere partij. Uitgewerkt wordt hoe dit vorm te geven.