Vooruitbetalingen voor goederen en diensten op het gebied van sport, cultuur en media die genoten kunnen worden in 2026 blijven tot 1 juli 2025 belast tegen het lage tarief van 9%. Het streven is nog steeds om het btw-tarief niet te verhogen naar 21% per 2026. Tot er meer duidelijkheid is, is er vooralsnog een overgangsregeling getroffen.


Verhoging btw-tarief

In het Belastingplan 2025 was het voornemen opgenomen het btw-tarief voor genoemde sectoren per 2026 te verhogen naar 21%. Onder druk van de Tweede Kamer is toegezegd de verhoging niet door te laten gaan en hiervoor naar alternatieve dekking te zoeken.

Overgangsregeling vooruitbetalingen

De overgangsregeling geldt voor vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ en betalingen die in 2025 gedaan worden en vanaf 2026 genoten kunnen worden. De overgangsregeling geldt vervolgens alleen voor goederen en diensten inzake sport, cultuur en media en niet voor logies.

Tip! Wat de voorwaarden zijn betreft vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ kijkt u hier.

Sport, cultuur en media: voor of na 1 juli 2025!

Bij sport, cultuur en media kunt u denken aan onder meer boeken, kranten, tijdschriften en het verlenen van toegang tot sportscholen, concerten, musea en sportwedstrijden.

In genoemde overgangsregeling is bepaald dat hier bij vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ en voor betalingen die vanaf 1 januari 2026 genoten kunnen worden tot 1 juli 2025 het lage btw-tarief van 9% nog in rekening mag worden gebracht.

Voor vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ en voor betalingen inzake sport, cultuur en media die genoten kunnen worden per 1 januari 2026 én die na 30 juni 2025 aangeschaft worden, moet 21% btw in rekening worden gebracht.

Logies vallen niet onder de overgangsregeling

Voor een kort verblijf in onder meer hotels, pensions en vakantiewoningen geldt er geen overgangsregeling. Dit betekent dat er bij vooruitbetalingen en vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ die genoten kunnen worden vanaf 1 januari 2026 al wél 21% btw in rekening moet worden gebracht.

Tip! Voor kamperen blijft het lage btw-tarief van 9% gelden, dus ook vanaf 2026.

De Belastingdienst heeft de landbouwnormen voor eigen gebruik en privégebruik voor het jaar 2024 bekendgemaakt. Deze normen hebben betrekking op de meest gangbare agrarische producten, op gas, olie, elektra en water en op hobbydieren.

Agrarisch

Btw-aangifte Q4 2024

De landbouwnormen zijn noodzakelijk bij het samenstellen van de laatste btw-aangifte over 2024 en zijn daarom nu reeds gepubliceerd. U vindt alle normbedragen hier.

Niet alle agrarische producten

De bekendgemaakte normen betreffen niet alle agrarische producten. Voor ontbrekende producten moet worden uitgegaan van de marktwaarde. De meeste normen zijn bepaald aan de hand van gemiddelde prijzen en gemiddeld verbruik.

Energie en water

Voor energie en water gelden geen normbedragen maar richtbedragen. Afhankelijk van de situatie moeten agrariërs de bedragen zelf aanpassen. Zo wordt uitgegaan van een gezin van vier personen en moeten de richtprijzen als een gezin meer of minder personen telt met 10% per persoon worden aangepast.

Zelf bijhouden kan soms ook

Agrariërs kunnen afwijken van de normbedragen voor energie en water als ze het werkelijke verbruik zelf bijhouden. Daarbij moet dan bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met eventueel aanwezige zonnepanelen.

Tip! Heeft u vragen over de normbedragen, neem dan even contact met ons op. Wij helpen u graag bij uw aangifte.

Op 20 december 2024 gaf de Hoge Raad nadere aanwijzingen over de wijze waarop het werkelijke rendement van onroerende zaken in box 3 vanaf het jaar 2017 berekend moet worden.

Straatbeeld

Werkelijke rendement

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen hoe dit werkelijke rendement berekend moet worden. In arresten van 14 juni en 2 augustus 2024 gaf hij verdere aanwijzingen.

Kort samengevat komt het erop neer dat het gaat om het werkelijk gerealiseerde én ongerealiseerde rendement op uw gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, met inflatie mag geen rekening worden gehouden. Aftrek van kosten is niet mogelijk. Alleen rente van schulden in box 3 zijn aftrekbaar. Verder gaf de Hoge Raad al de aanwijzing dat de bepaling van het werkelijke rendement van een woning plaatsvindt op basis van de WOZ-waarde aan het begin en aan het einde van een jaar.

Nieuwe aanwijzingen onroerende zaken

Ondanks de eerdere aanwijzingen leefden er in de praktijk nog vragen over de invulling van het werkelijke rendement in bepaalde situaties. De Hoge Raad gaf op 20 december 2024 nieuwe aanwijzingen over de berekening van het werkelijke rendement van onroerende zaken.

Rendement woning op basis van WOZ-waarden

Al bekend was dat voor de (ongerealiseerde) waardeverandering van woningen die in box 3 vallen, zoals vakantiewoningen, uitgegaan moet worden van het verschil tussen de WOZ-waarden aan het begin en het einde van het jaar. Onduidelijk was nog welke WOZ-waarden: die van het jaar en het volgende jaar of die van het volgende jaar en het daaropvolgende jaar? De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het gaat om de WOZ-waarden van het jaar en het volgende jaar. Voor bijvoorbeeld de box 3-heffing voor 2024 moet u dus uitgaan van het verschil tussen de WOZ-waarde van 2024 en de WOZ-waarde van 2025.

Rendement bij verkoop woning

Verkoopt of koopt u in de loop van het jaar een woning? Dan verdeelt u de op basis van de WOZ-waarden berekende waardeverandering tijdsevenredig met de koper/verkoper, aldus de Hoge Raad. Verkoopt u bijvoorbeeld per 1 juli 2024 een woning en bedraagt het verschil tussen de WOZ-waarde 2024 en 2025 € 40.000, dan is de gerealiseerde waardestijging voor u € 20.000 en de ongerealiseerde waardestijging voor de koper € 20.000.

Let op!Door een verschil tussen de verkoopprijs en de WOZ-waarde van de woning, neemt wellicht uw totale vermogen in box 3 toe of af. Dit verschil is echter niet aan te merken als werkelijk rendement in box 3, aldus de Hoge Raad.

Verbetering en uitbreiding onroerende zaken

De Hoge Raad oordeelde eerder al dat bij de berekening van het werkelijke rendement geen rekening mag worden gehouden met aftrek van kosten. In aanvulling hierop heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 echter aangegeven dat een waardevermeerdering van een onroerende zaak die voortvloeit uit kosten die leiden tot verbetering of uitbreiding van de onroerende zaak niet tot het werkelijke rendement hoort.

Let op!De wijze waarop een en ander wordt vastgesteld is niet eenvoudig. Of er sprake is van verbetering of uitbreiding van een onroerende zaak of van onderhoud, moet worden vastgesteld aan de hand van eerdere rechtspraak van de Hoge Raad. Verder zal, voor het buiten aanmerking laten van de waardevermeerdering van woningen in deze gevallen, een andere WOZ-beschikking dan regulier aanwezig moeten zijn.

Geen voordeel wegens eigen gebruik

De Hoge Raad heeft op 20 december 2024 ook geoordeeld dat het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak voor de berekening van het werkelijke rendement nul bedraagt. U hoeft hiervoor dus geen bedrag in aanmerking te nemen.

Box 3-stelsel vanaf 2028

De wijze waarop de Hoge Raad het werkelijke rendement invult onder het huidige box 3-stelsel staat overigens los van het nieuwe box 3-stelsel, waarvan onlangs bekend werd dat dit niet eerder dan in 2028 in kan gaan. De wetgever kan dan ook een andere invulling aan dit nieuwe box 3-stelsel geven.

Een werknemer die wordt ontslagen of die geen contractverlenging krijgt, heeft recht op een transitievergoeding. De maximale transitievergoeding gaat per 1 januari 2025 omhoog van € 94.000 (2024) naar € 98.000.

Schaken

Uitzondering transitievergoeding

Er geldt een aantal uitzonderingen op het recht op transitievergoeding. Zo krijgt een werknemer die zelf ontslag neemt geen transitievergoeding, behalve als dit komt door ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Onder meer ook bij een ontslag vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd en bij ontslag vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, bestaat geen recht op transitievergoeding.

Tip! Hier vindt u nog meer uitzonderingen.

Hoogte transitievergoeding

Hoeveel transitievergoeding de werknemer ontvangt, is afhankelijk van het maandsalaris en de duur van de arbeidsovereenkomst.

Tip! Op de website van de Rijksoverheid is een tool opgenomen waarmee bepaald kan worden of er (wellicht) recht is op een transitievergoeding en een indicatie van de hoogte van de vergoeding.

Maximale transitievergoeding

De transitievergoeding kent een maximum. Dit maximum wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld en is afhankelijk van de ontwikkeling van contractlonen. In 2024 bedraagt dit maximum € 94.000, voor 2025 is het maximum vastgesteld op € 98.000.

Let op!Als het jaarloon van de werknemer hoger is dan het vastgestelde maximum, bedraagt de transitievergoeding maximaal het brutojaarloon. Bij een brutojaarloon in 2025 van € 100.000, bedraagt de maximale transitievergoeding daarom geen € 98.000, maar € 100.000.

Compensatie transitievergoeding door UWV

Voor het uitbetalen van een transitievergoeding na langdurige arbeidsongeschiktheid én van een transitievergoeding na bedrijfsbeëindiging kunt u, onder voorwaarden, van het UWV een compensatie ontvangen.

De Belastingdienst heeft in het Handhavingsplan arbeidsrelaties 2025 aangekondigd dat er over het kalenderjaar 2025 als uitgangspunt nog geen boetes worden opgelegd in het kader van schijnzelfstandigheid. Het gaat hier zowel om vergrijp- als om verzuimboetes. Dit voornemen geldt voor zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer. Dit is alleen anders als het gaat om kwaadwillendheid.

Juridisch

Naheffing

De Belastingdienst gaat vanaf 2025 weer naheffingsaanslagen loonheffingen opleggen als er geconstateerd wordt dat er binnen een organisatie sprake is van schijnzelfstandigheid. De Tweede Kamer heeft bij de Belastingdienst aangedrongen op een zachte landing bij de handhaving hierop.

Gesprek, waarschuwing, boekenonderzoek

Als er een bedrijfsbezoek plaatsvindt, dan gaat de belastinginspecteur in gesprek met de organisatie om een beeld te krijgen bij de inhuur van zelfstandigen en het mogelijke gebruik van schijnzelfstandigen. In dat gesprek kan de belastinginspecteur de organisatie wijzen op het voorkomen van het werken met schijnzelfstandigen. Er kan dan een waarschuwing volgen met daarbij de opdracht over te gaan tot verbetering van de bedrijfsvoering. Bij een volgend bezoek kunnen de belastinginspecteurs een boekenonderzoek instellen, waarna eventueel  naheffingsaanslagen loonheffingen kunnen volgen. 

Let op!Deze naheffingsaanslagen gaan niet verder terug dan 1 januari 2025, tenzij er sprake is van kwaadwillendheid of als de aanwijzing van de Belastingdienst niet is opgevolgd. Dan kan er naheffing plaatsvinden tot vijf jaar terug.

Is er sprake van schijnzelfstandigheid over het kalenderjaar 2025, dan zal de Belastingdienst geen boetes opleggen. Ook hier geldt dat als er sprake is van kwaadwillendheid er wél boetes opgelegd kunnen worden.

Vooroverleg en checklist

De Belastingdienst neemt vanaf 6 september 2024 geen nieuwe aanvragen of nieuwe verlengingen meer in behandeling. Wel heeft de Belastingdienst het formulier Verzoek vooroverleg beoordeling arbeidsrelatie gepubliceerd. U kunt dit formulier gebruiken als u wilt dat de Belastingdienst een arbeidsrelatie beoordeelt. Handig is eveneens de Checklist vooroverleg beoordeling arbeidsrelatie. In deze checklist vindt u welke informatie u minimaal moet vermelden in uw verzoek.

Let op!Alle goedgekeurde modelovereenkomsten worden automatisch verlengd tot en met 31 december 2029, mits ze voldoen aan de wet- en regelgeving.

Let op!Vanaf 2026 zullen de normale regels voor het opleggen van boetes gaan gelden.