Belastingplichtigen en werkgevers krijgen een inzagerecht met betrekking tot stukken die bij een belastingaanslag of -beschikking een rol hebben gespeeld. Omdat het ineens realiseren van dit recht technisch niet mogelijk is gebleken, wordt het inzagerecht geleidelijk ingevoerd.

Overheid

Verbetering informatiepositie

Met het inzagerecht wordt de informatiepositie van belastingplichtigen en werkgevers verbeterd. 
Zo wordt namelijk duidelijk welke feiten een rol hebben gespeeld bij het opleggen van een aanslag of het nemen van een beschikking, en kan beter beoordeeld worden of het zin heeft hiertegen in bezwaar te gaan.

Verlening inzage

Het inzagerecht betekent dat bij het bekendmaken van een aanslag of beschikking inzake Rijksbelastingen via de bestaande portalen van de Belastingdienst inzage wordt verleend in relevante stukken. Dit gebeurt in etappes per Rijksbelasting. Een verzoek hiertoe is niet nodig. Verder wordt geregeld dat stukken al beschikbaar kunnen worden gemaakt, voordat alle op de zaak betrekking hebbende stukken al beschikbaar zijn.

Beperkingen

Er wordt inzage verleend in stukken totdat de aanslag of beschikking vaststaat. Daarna blijven de huidige regels voor bezwaar en beroep gelden, waarin al een inzagerecht is opgenomen. Alleen als er aantoonbaar sprake is van gewichtige redenen, kan het inzagerecht geweigerd worden. Denk bijvoorbeeld aan inkomensgegevens van derden, die bij het vaststellen van een aanslag een rol hebben gespeeld. In dit geval kunnen deze gegevens op grond van de geheimhoudingsplicht niet bekend worden gemaakt. Wil men dergelijke stukken toch inzien, dan kan hiertoe een verzoek aan de inspecteur worden gedaan en dit bij afwijzing van het verzoek in beroep voorleggen aan de rechter. Ook is het mogelijk dat dan alleen de rechter de stukken ter inzage krijgt.

Informeren

Belastingplichtigen zullen op diverse manieren worden geïnformeerd over het nieuwe inzagerecht. Er zullen onder meer folders worden meegestuurd bij correcties op de aangifte. Ook de Belastingdienst zal er aandacht aan besteden. Uiteraard zullen wij u ook informeren zodra er meer bekend is.

Let op! Dit voornemen staat in de Fiscale verzamelwet en is al door de Tweede Kamer aangenomen, maar nog niet door de Eerste Kamer.

De Tweede Kamer heeft een amendement aangenomen waardoor gemeenten de mogelijkheid krijgen om een leegstandbelasting in te voeren voor langer leegstaande woningen.

Vastgoed

Tegengaan leegstand woningen

In Nederland staan meer dan 180.000 woningen leeg. Een derde deel hiervan staat langer dan een jaar leeg. Verschillende partijen in de Tweede Kamer vinden dat gemeenten meer mogelijkheden moeten krijgen om leegstand tegen te gaan, zodat woningen voor inwoners beschikbaar komen.

Leegstandbelasting

Daarom is een amendement ingediend dat regelt dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om een leegstandbelasting in te voeren. Die leegstandbelasting wordt dan geheven van de eigenaar van een binnen de gemeente gelegen woning als deze langer dan twaalf maanden leegstaat.

Let op! Gemeenten mogen na invoering van de mogelijkheid zelf beslissen of ze een leegstandbelasting invoeren en hoe hoog deze dan is. Dit kan bijvoorbeeld een vast of een oplopend bedrag zijn, maar kan ook gebaseerd worden op de WOZ-waarde van de woning.

Alleen voor woningen

De mogelijkheid voor invoering van een leegstandbelasting geldt voorlopig alleen voor leegstaande woningen. Leegstaande panden kunnen dan ook niet getroffen worden door deze belasting.

Let op! Het amendement zal in een wetsvoorstel worden opgenomen. De Eerste Kamer moet hiermee nog instemmen. Het is daarom nog niet definitief.

In het Belastingplan 2026 zijn maatregelen opgenomen die ongelijke verdelingen van een huwelijksgemeenschap en ongelijke verdelingen bij een verrekenbeding fiscaal aanpakken. Welke zijn dit?

Strategie

Voordeel ongelijke verdeling

Aanleiding is de uitkomst van een arrest van de Hoge Raad van begin 2024 waarbij twee echtgenoten huwelijkse voorwaarden aangingen in het zicht van overlijden van een van hen. De Hoge Raad oordeelde dat de ongelijke verdeling – waarbij de langstlevende 90% kreeg toebedeeld – niet in strijd was met de wet. Het voordeel in deze casus bestond eruit dat de achterblijvende partner minder erfde en er dus minder erfbelasting hoefde te betalen dan bij een gelijke verdeling (50%-50%). 

Bredere aanpak kabinet

Het kabinet wil deze constructie bestrijden. Het voorstel in het Belastingplan 2026 gaat echter veel verder. Het wetsvoorstel heft namelijk schenk- of erfbelasting bij elke ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap en bij elk toegepast verrekenbeding waarbij aan een partner meer toekomt dan de helft van de gemeenschap of de te verrekenen som. Hiermee worden dus niet alleen huwelijkse voorwaarden getroffen die gewijzigd zijn in het zicht van overlijden, maar alle huwelijkse voorwaarden waarvan het effect is dat er een ongelijke verdeling ontstaat.

Wat betekent dit?

Als het Belastingplan 2026 ongewijzigd wordt aangenomen, betekent dit:

  • Bij overlijden: als een partner bij ontbinding van de huwelijksgemeenschap of bij uitvoering van een verrekenbeding meer krijgt toebedeeld dan de helft, wordt het meerdere gezien als verkrijging op grond van erfrecht. Afhankelijk van de hoogte en andere verkrijgingen, is de langstlevende partner hierover erfbelasting verschuldigd.
  • Bij echtscheiding: als een partner door ontbinding van de huwelijksgemeenschap of uitvoering van een verrekenbeding meer krijgt toebedeeld dan de helft, wordt het meerdere gezien als schenking. Afhankelijk van de hoogte en andere schenkingen is hierover schenkbelasting verschuldigd.

Inwerkingtreding 1 januari 2026

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld deze maatregel op 1 januari 2026 in werking te laten treden.

Uitzonderingen

Er gelden wel uitzonderingen. Zo worden de volgende huwelijkse voorwaarden niet getroffen door de voorgestelde wetswijziging:

  • huwelijkse voorwaarden waarin al een ongelijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is overeengekomen vóór 16 september 2025 16.00 uur, en
  • huwelijkse voorwaarden waarin al een finaal verrekenbeding met ongelijke breukdelen is overeengekomen vóór 16 september 2025 16.00 uur.

Let op! Alle huwelijkse voorwaarden die vanaf 16 september 2025 16.00 uur zijn aangegaan, worden wel volledig door de maatregel getroffen. Ook huwelijkse voorwaarden die vanaf 16 september 2025 16.00 uur worden gewijzigd, waarbij aanpassingen in het gemeenschappelijke vermogen naar ongelijke breukdelen plaatsvindt, worden vanaf 1 januari 2026 volledig door de maatregel getroffen. Dit geldt ook als ongelijke verdeling op dat moment iets minder ongelijk wordt (bijvoorbeeld van 90:10 naar 60:40). Het is wel mogelijk om andere wijzigingen in de huwelijkse voorwaarden aan te brengen zonder het overgangsrecht te verliezen.

Ook voor geregistreerde partners en samenwoners

De maatregel geldt niet alleen bij ongelijke verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap, maar ook in geval van geregistreerde partners en samenwoners.

Let op! De maatregel is nog niet definitief. Na de verkiezingen moeten de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer nog instemmen.

Per 1 januari 2026 treedt een aantal wijzigingen in werking met betrekking tot lijfrentes. De wijzigingen zijn opgenomen in de Fiscale Verzamelwet 2026. Wat gaat er veranderen?

Euro

Gelijktrekken uiterste ingangsdatum

Er bestaan in Nederland verschillende lijfrenteproducten in de vorm van lijfrenteverzekeringen, lijfrenterekeningen en lijfrentebeleggingsrechten. Het wetsvoorstel wil de uiterste ingangsdatum van deze verschillende producten gelijktrekken. Een lijfrenteverzekering moet namelijk ingaan uiterlijk in het jaar waarin men de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd. Dit product kan echter als enige worden uitgekeerd met een jaarbetaling achteraf. Op deze manier wordt de termijn van ingaan onbedoeld verlengd naar zes jaar boven de AOW-leeftijd. In het wetsvoorstel wordt dit gerepareerd door de termijn ook op maximaal vijf jaar te bepalen.

Let op! Heeft u een lijfrente bij uw eigen bv en bent u de AOW-leeftijd al gepasseerd? Neem contact op met uw adviseur om tijdig met de uitkering te starten.

Tip! Kijk ook goed naar de diverse overgangsregimes vanuit het verleden. Hoe ouder de lijfrente, hoe meer opties, bijvoorbeeld een overbruggingslijfrente tot 65 jaar (de oude AOW-leeftijd) of juist de actuele AOW-leeftijd. Of bijvoorbeeld een tijdelijke oudedagslijfrente die dan op 65 jaar begint (en dus op 70 jaar afloopt na vijf jaar).

Niet-kwalificerende lijfrente belast

Het komt in de praktijk voor dat lijfrentepremies in aftrek zijn gebracht voor producten die fiscaal niet of niet meer als lijfrente zijn aan te merken. Denk bijvoorbeeld aan producten waarbij in de voorwaarden niet is opgenomen dat afkoop niet is toegestaan of lijfrenteproducten die worden uitgekeerd na de uiterste datum. Om ongewenste gevolgen te voorkomen wordt bepaald dat dergelijke uitkeringen voortaan belast zijn. 

Let op! Om anticiperen te voorkomen gaat deze wijziging met terugwerkende kracht in vanaf de datum van bekendmaking, te weten 25 april 2025.

Maximum pensioengevend loon en premiegrondslag lijfrenteaftrek ongewijzigd

De maximale premiegrondslag voor de aftrek van lijfrentepremies blijft in 2026 ongewijzigd op € 137.800. Ook het maximale pensioengevende loon blijft op dit bedrag gehandhaafd. Er vindt dus geen prijsindexatie plaats, waardoor het maximum sinds 2024 ongewijzigd is gebleven.

Tip! Bij overlijden zonder nabestaandenlijfrente vervalt het kapitaal aan de verzekeraar. Bij een bancaire lijfrente vererft het kapitaal altijd. Een nabestaandenlijfrente is dan wellicht niet gewenst, het ‘kapitaal’, gaat dan automatisch naar de erven, vaak de kinderen. Ook een Oudedagsverplichting (ODV) kan vanuit de eigen bv overgedragen worden naar een bancaire lijfrente.

Let op! Deze wijzigingen zijn opgenomen in de Fiscale Verzamelwet 2026. Deze wet is al aangenomen door de Tweede Kamer, maar nog niet door de Eerste Kamer.

Buitenlands belastingplichtigen kunnen onder voorwaarden als kwalificerend buitenlands belastingplichtige worden aangemerkt. Dit kan tal van fiscale voordelen hebben. Tot nu toe is hiervoor wel een inkomensverklaring vereist. In het Belastingplan 2026 is een voorstel opgenomen om deze eis te versoepelen.

Internationaal

Kwalificerend buitenlands belastingplichtige

Voor de status van kwalificerend buitenlands belastingplichtige is vereist dat u niet in Nederland woont, maar in een ander EU-land, in Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, op Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Verder is vereist dat u over minstens 90% van uw inkomen belasting betaalt in Nederland. Daarbij gaat het om uw gehele inkomen in en buiten Nederland.

Voordelen

Bent u kwalificerend buitenlands belastingplichtige, dan heeft u recht op dezelfde aftrekposten en heffingskortingen als personen die in Nederland wonen. Denk bijvoorbeeld aan de aftrek van hypotheekrente en van mogelijke hoge zorgkosten.

Inkomensverklaring

Voor de status van kwalificerend buitenlands belastingplichtige heeft u wel een inkomensverklaring nodig. Deze is te downloaden op de site van de Nederlandse Belastingdienst, maar de Belastingdienst in het woonland moet wel verklaren dat de ingevulde gegevens kloppen en dit ondertekenen. Omdat dit in de praktijk vaak moeilijkheden oplevert omdat niet ieder land hieraan mee wil werken, is vanaf 1 januari 2026 niet meer vereist dat u een inkomensverklaring kunt tonen.

Wat dan wel?

U dient vanaf 1 januari 2026 desgevraagd aan kunnen tonen dat minstens 90% van uw inkomen in Nederland wordt belast. Dit kan met behulp van een inkomensverklaring, maar u kunt dit ook aannemelijk maken via bijvoorbeeld aangiftes of aanslagen uit het land waar u woont.

Let op! Dit wetsvoorstel moet nog door de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.